
kustlanden eerst veel later dan de Oe loe bewoond geworden.
Het schrift in de bovenlanden van B en k o e len en in het
gebied van P a lem b a n g is het B e n tjo n g—schrift, dat op
bamboe, of met een k halam (pen) op bladeren van den lontar-
palm of bereide boomschors, geschreven wordt. Het heet S a tra -
Eentjong.
Een staaltje van sommige vreemde gebruiken der O e lo e -
bewoners werd mij door den voormaligen waarnemenden Kon-
troleur van K ro e , den heer h ü i j s e r s , later kommies te
T im o r , medegedeeld. Toen deze omstreeks het jaar 1850 het
gezag te K r o e aanvaardde, werd liij door de inlandsche Hoof-
den en Notabelen, in een voor de plegtigheid (waarvan hij.
reeds te voren onderrigt was geworden,) opzettelijk aangeschoten
ligt morgengewaad gekleed, in staatsie naar de S o en g i of rivier
gebragt, alwaar hem eenige notabele meisjes der plaats, in de
rivier staande, opwachtten en hem, zoodra hij ook de rivier
was ingetreden, met water begoten (mandi). Deze een-
voudige plegtigheid is, volgens de landsgewoonten van Kroe,
eene eerbewijzing aan den man, die aan het hoofd des bestuurs
geplaatst wordt, en tevens een blijk van vertrouwen, in zijne
deugd en eerbaarheid. Ze heeft. telkens plaats, wanneer het
ffezae in handen van een’ nieuwen D ö kontroleur overgaa't.
. Ons verblijf te B en k o e len werd, door het wegblijven der
maandelijks van B a ta v ia körnende k a p a l- a p i of stoomboot,
waarmede we naar P ad an g zouden afreizen, eene geheele maand
vertraagd. Instede van omstreeks den 1 of 1-1 Januarij;. te
komen opdagen, verscheen ze eerst den 7’Jf,“ Februarij, dewijl
tusschenbeide—körnende omstandigheden de Stoomvaart-onderne-
ming verhiuderd hadden om in Januarij een’ harer steamers naar
Sumatra’s westkust te zenden. Ik had dus ruimschoots gele-
o-enheid om mij wat nader bekend te maken met de kultuur
der notenmuskaat, van welken specerij-boom a l i - b a s s a een
twintigtal groote en fraaije exemplaren en eenige jonge plantjes
op het erf zijner woning had. Eeeds heb ik op blz. 31 en
32 D. I van deze kultuur gesproken, doch kan er nu
nog eenige bijzonderheden aan toevoegen, die ik gedeeltelijk
zelf waarnam en gedeeltelijk van a l i—b a s s a en zijne B a d e n—
A v o e hoorde. Dagelijks toch zag ik elken morgen de bedienden
en kinderen van mijn’ gastheer met een’ staak of bamboe in de
hand den tuin ingaan. Aan het boveneinde van dezen bamboe
waren een korfje en een haak bevestigd, dienende de haak om
de vruchten van de bovenste en hoogere takken af te trekken,
en het korfje om de geplukte vruchten er in op te vangen, ten
einde deze niet door het vallen op den grond mogten beschadigd
worden. De nöten der lagere takken werden met de hand g e pinkt,
en die, welke des nachts van zelfs waren afgevallen, van
den grond opgeraapt. Natuurlijk werden alleen de rijpe (matang)
vruchten geplukt, d. i. dezulken, die behoorlijk opengebarsten
6ii dus ongeveer 9 msia-ndcu oud waren, — en een voornaam
inlander, dien we altijd Datoe hoorden noemen, (welke titel
den rang van Hoofd aanduidt, en die als het wäre de M an tr i-
dalam of M a jo r -d om u s van a i . i - b a s s a was, en vaak den
arbeid der plukkende kinderen bestuurde, waaraan intusschen
ook meermalen de Baden—Ayoe deelnam), droeg zorg dat men
geen onrijpe (mantah) noten aftrok. Was de pluk van den
morgen afgeloopen, dan wrerden de noten in de achter—galerij
van het huis uitgespreid, en ging de B a d e n -A y o e met hare
dochters en een paar vrouwelijke k ap o enak an (familie of
nabestaandep) onmiddellijk over om ze met een klein mesje
of p a n g o t van het vruchtvleesch en vervolgens van het vlecht-
werk der foelie of b o en g a -p a la . (eigenlijk notenbloem) te
ontdoen. De losgemaakte foelie werd dan onmiddellijk plat
getrapt, op te tam p a ’ s of wannen uitgespreid en in den tuin
gebragt, ten einde in het zonnelicht te droogen (.1); terwijl de
(1) In de Lands-notenmuskaat-pakku izen wordt de foelie ook, bij regenachtigen
of vochtigen dampkring en bewölkte lucht, boven zwakke vuren gedroogd, waartoe
de te tam p a ’s op stellaadjen of Stellingen 3 ä 4 vocten boven het vuur geplaatst