
ten zuiden der Tok o-tok o-e ilan den en ten noorden van
Seraja of S e r a ja -b e sä r (groot-Seraja) heenstoomden. On-
geveer ten 3 a 4 uren in den middag ankerden we in de
monding der baai van L a b o e a n -b a d ja k , gelijk de kruisbooten
dieper in de baai bij een riviertje om de zuid van ons ten
anker gingen.
De baai L a b o e a n -b a d ja k is uitstekend-schoon, en heeft
in bare monding verseheidene eilanden en eilandjes, die haar
zoodanig voor het oog verbergen, dat een schip, hetwelk met
haar bestaan onbekend is , op dit punt herhaaldelijk passeren zal,
zonder iets van eene baai te vermoeden. Uit zee toch en op
eenigen afstand gezien, hebben de eilandjes het voorkomen van
een vast en onafgebroken-voortgaand kustland. Aan den achter-
grond der baai ontwaart men gebergte en heuvelen en hoog en
zwaar geboomte, doch aan de vporzijde of den zeekant is het
omgevende land vlak en weinig begroeid. Ook de gezegde
eilandjes zijn laag en slechts met gras en enkele struiken
en heestergewassen begroeid. De zeeroovers vinden hier eene
schuilplaats, die als het wäre opzettelijk voor hen schijnt
aangelegd te zijn. Ze houdeu er zieh dan ook zoo dikwijls
op en sints zoovele eenwen misschieu, dat de baai den naam
draagt van L ab o ean -b ad jak (zeeroovers—reede of zeeroovers—
baai). In het gebergte zagen we met de verrekijkers enkele
huisjes en vele Toeak-boomen, en tegen den avond kwarnen
er herten met breed gewei tusschen het geboomte grazen.
Des morgens ten 6 uren van den gingen de gewapende
sloepen en de kruisbooten van boord, en, gedeeltelijk roeijende
en gedeeltelijk zeilende, onderzochten ze de oevers der baai en
hare kreken en eilandjes, zonder iets te vinden. Men beproefde
het boven-bedoelde om de zuid vloeijende riviertje in te varen,
doch er stond te weinig water in , zoodat de poging moest
gestaakt worden. Toen ook de zoogenaamde B a d ja k - of
ßoover-eilanden onderzocht waren, gingen we tegen den avond
de baai weder uit en keerden naar P o e lo e - r ie n t ja .
Des anderen daags (15 Oktober) hadden we Z. W. wind met
goed weder doch heijige lucht. Ten 6 uren in den morgen
iiamen we de drie vaartuigen weder op sleeptouw, en stoomden
längs S tr a a t-M o lo en S tr a a t-M a n g a r e i naar Bima. De
koers ging bewesten L a b o ea n -b a d ja k en längs een groot rif.
De eilanden Seraja en Komodo lieten we ten N. 0 . en
peilden des middags ten 3 uren de piek van Komodo en
G ilib a n ta , en den G o en o n g -A p i van Bima. Des avonds
ten 9 uren zagen w'e lantaarnlichten in de verte en praaiden
weldra Z. M. stoomschip Adm iraal van K in sb e r g en , ge-
kommandeerd door den Luitenant ter zee l ste klasse, den heer
osti , körnende van Makasser. De heer osti was weldra bij
ons aan boord, terwijl zijn schip in ons kielwater volgde, koers
zettende naar Bima.
Den volgenden dag (16 Oktober) was de wind Z. W., en
hadden we goed weder, doch betrokken lucht. Längs de kust
van Sumbawa stoomende, zagen we G o e n o n g -A p i of
S an g e an g , welk eiland, - eigenlijk een vulkanische berg, -
zieh ten 0 . van Sumbawa en weinige mijlen ten N. 0 . van
Bima geisoleerd uit zee verheft. Ten 8 uren in den morgen
zagen we den Soromandi of Yader Sm it, een der pieken van
B im a , passeerden B a t o e -p o e t i (witte steenen), en P o e lo e -
K am b in g in de Bima-baai, en wijders. T a n jo n g -ra to e (ko-
ningin’s hoek), en kwamen weldra voor de kotta Bima ten
anker, alwaar we den 17den bleven en een bezoek van den
B a d ja -B itja r a ontvingen (1).
Op den 18de" Oktober vertrok de Admiraal van K in sbergen
des middags ten 2 uren naar S tr a a t-S a p i om loodsen
af te lialen, en werd bepaald dat we elkander weder op 2 mijlen
afstands beoosten G o en o n g -a p i ontmoeten zouden. Twee
uren later (4 uren des namiddags) stoomde ook de Celebes
met de vaartuigen op sleeptouw de baai uit, passerende weder
(1) Zie over Bima Deel I I of Aflev. 10 bl. 21 volg. van dit werk.