
BENKOELEN.
berg van B e n k o e le n of den 8,161 voet hoogen berg van
I n d r a p o e r a . Thans waren we ook den H o ek vau M a n n a en
den B u f f a lo - h o e k te boven, en bet land van A l i a s en
S a lo em a gepasseerd. Het- kleine digt aan de kust gelegen
en onbewoonde B a tte n -e ila n d of P o e lo e - t ik o e s en het eiland
I k a n - g a b i daagden u it de golveu op, en tegen 11 uren in
den voormiddag liepen we binnen of beneden deze eilandjes lieen
d e P o e l o e - b a a i ( l ) i n , alwaar we, bij de kampong A t j in of
S i l i b a a r , in de uitgestrekte Assistent-Besidentie B e n k o e le u
voet aan wal zetteden.
Ik kan niet zeggeu, welk een genot wij arme schepelingen
ondervonden, toen de steamer in de monding der kalme rivier
S i l i b a a r , welke zieh in de P o e lo e—baai ontlast, ten anker
was gekomen en uu zoo rüstig en onbewegelijk tusschen hare
naauwe oevers voor de kampong lag. Alle leed was vergeten,
en zelfs de passagiers, wier bestemming P a d a n g tvas, ver-
gaten dat ze eenige uren later weder naar den Oceaan terug
moesten! ‘
Onmiddellijk na ons arrivement kwam er iemand aan boord,
die in de 3 uren verder gelegen k o tta -B e n k o e le n te huis
hoorde, en bij eene Europesche kleeding op den kaalgeschoren
schedel een* grooten witten s e r b a n of so rb a n of to n g k o e lo k
(turband) droeg, die hem het bruin gelaat beschaduwde. De
kapitein begroette den man met den Turkschen titel van
( to e a n , mijnheer) a i i - b a s s a , en noodigde hem aan het ont-
b i j t , dat juist zou worden opgedragen. Wie schetst onze
verwondering, toen deze oosterling zieh aan mij en mijne vrouw
liet voorstellen en ons tegelijk ten zijnent gastvrijheid bood,
(1) In de westmoesson loopen de schepen, die B e n k o e le n aandoen, gewoonlijk de
op 3 uren gaans van de hoofdplaats verwijderde P o e lo e - b a a i of baai van S il ib a a r
binnen, dewijl de reede en baai van B e n k o e le n in dit jaargetijde gevaarlijk is.
In vroeger jaren ankerden z e, op G palen afstands der hoofdplaats, ten noorden
van het Hat-eiland in eene ruime kom of baai, alwaar men nog de zware ankers
en kettingen vindt, waaraan de schepen zieh vertniden of gemeerd werden.
BENKOELEN.
en toen ik vernam*. dat liij niemand anders was dan de be-
roemde se ïd e van wijlen den P a n g h e r a n g dito- negoro ,
namelijk de bekende sentot, een der 2 Generaais van het
Javaansche leger gedurende den oorlog op J a v a van 1825
tot 1S30 ! Beeds heb ik van hem op bl. 256 Deel I gespro-
k e n , en gezegd dat zijn Javaansche naam sentot (la k a s in
het Maleisch,) „ stiel’* beteekent. Toen namelijk zijne moeder
op het puut was om hem ter wereld te brengen, lie t'. men
spoedig zijn’ juist-afwezigen vader roepen, doch, toen deze
het vertrek binnenstormde, was de jongen reeds geboren, en
noemde zijn vader hem sentot, d. i. //den snelle” of //den
h a a s t i g e a l s hebbende het kind de komst zijns vaders niet
afgewacht om geboren te worden! Met veel wellevendheid en
gemakkelijkheid, als iemand die gewoon is met Européanen
dagelijks om te gaan, sprak de kleine levendige man met
schrandere blikken en innemend gelaat zoo met ons als met enkelen
der overigti passagiers, en vooral ook met den heer eilbragt,
die hem meermalen ontmoet had; en al dadelijk vroeg hij mij
met belangstelling naar eenige hoofdofficieren van het Neder-
lands-Indisch leger, en voegde bij sommige nameu, in gebro-
ken Hollandsch en Eransch, de woorden // bon garçon, - bon
kameraad, - bon soldaat, — brepaal,” - bedoelende hij met
// brepaal” d. i. //bepaald,” dat deze of gene officier b e p a a ld
of s t e l l i g een goed kameraad of goed soldaat was. Een paar
bijzonderheden, die hij mij later in zijn gastvrije woning uit
den Javasclien oorlog mededeelde en die zijn galant en ridder-
lijk karakter evenzeer als den moed en der loyauteit der Neder-
lands—Indische officieren tot eer strekken, wil ik hier met een
woord vermelden. // Ik ontmoette eens (zeide h ij, terwijl hij
een se p ah (betelpruimpje) in den mond n am ,) een door een’
kapitein aangevoerd détachement Nederlandsche infanterie, en,
ziende, dat de kolonne der Javaansche krijgsknechten, die ik
kommandeerde, veel sterker was dan het detachement, reed ik
een eind weegs voor mijne kolonne u i t , en riep den kapitein
toe : Geef over, kwartier geven, t r a - b o l é m e law a n (ge