
RECKEit en knepper, die mede in 1853 bij P em an gk a t meinen
veld en naast, hun’ Overste begraven zijn.
Na de toediening van den doop aan 2 kinderen van militairen,
stak ik den l l den raet, de Civiele schoener H a a i, die kort te
voren voor P em an gk a t ten anker gekomen was, weder de
Chinesche zee in. Er woei een frissche koelte, zoodat er op
de zandbank voor de rivier een zware zee stond, die meermalen
over de schoener heenstoof en een koerongan (gevlochten
kooi of mand) met tamme duiven wegsloeg. Het water was
zoo wild, eu de wind, ofschoon bezeild, blies zoo krachtig,
dat we. de arme dieren niet te hulp konden komen. Bovendien
zou dit ook een gewaagde poging geweest zijn, want de gleuf,
die het vaarwater der zandbank uitmaakt, is niet zeer breed,
en aan weerszijden der schoener was reeds het pekelnat met den
modder der bank vermengd, terwijl we herhaaldelijk bespeurden
dat de kiel over en door bet zand schoof en een drabbig
spoor door de golven ploegde. Alzoo zonder groot gevaar te loopen
van vast te zeileu of aan den grond te raken, niet van den
koers kunnende afwijken, moest de kooi met haar’ inboud aan de
golven prijs gegeven worden. De passagiers, waaronder 2 dames
waren, deden nog wel voor de angstig-fladderende duiven een
goed woord bij den kapitein, maar, ofschoon deze en zijne
beide stuurlieden groot medelijden met 'de lieve drenkelingen
hadden, zoo kon toch aan het verzoek niet voldaan worden,
en was dus de kooi spoedig uit ons gezigt verdwenen.
Toen we nu de zandbank gelukkig overgezeild waren, hielden
we af en koersten voor den wind naar S in g k aw a n g , doch
stuurden, wegens de vele modderbanken en ondiepten längs de
kust en wegens de mistige lucht en digten stofregen, ver uit
den wal. Bij het naderen der reede van S in gk aw an g zagen
we het partikuliere stoomschip Ambon, Kapt. hugenholtz,
waarmede ik naar B a ta v ia zou terugkeeren, ten anker liggen.
Het was dien eigen morgen gearriveerd, eu nu bezig met lossen
van hoornvee, paarden en goedereri voor S in gk aw an g en
Montrado. Zoodra het anker der schoener in den grond was,
ging ik op het stoomschip over en bleef er dien dag en den
volgenden dag (12 Jan.) aan boord, verneinende ik intusschen dat
de steamer ook geld voor Sam bas aan boord had en den
13den derwaarts vertrekken zou, zoodat ik voor de tweede maal
Sambas bezoeken moest. Op gezegden datum van den 13den
stoomden we dan ook naar Sambas heen, alwaar het geld
spoedig gelost, en dadelijk daarop de terugreis werd aangenomeu.
In den avond van den volgenden dag waren we voor de rivier
van P o n tia n a k , alwaar des anderen daags gelost en geladen
werd, en twee onzer passagiers ontscheepten. Op den 16dcn
vertrokken we naar B a ta v ia , alwaar ik den 19den behouden
aankwam en mijne vrouw in goede gezondheid ontmoeten mögt.
Van B a ta v ia vertrok ik nu met haar over land naar
Soerab aija, welke plaats we, - na eenige dagen oponthoud
ter afdoening van dienstzaken te B an d on g , C h e r ib on , T a g a l,
P e k a lo n g a n , K en d a l, P a tt ie en Toeban, - op 17 Fe-
bruarij bereikteu.
Beeds den volgenden morgen bezocht ik eenige Arabische en
Chinesche reeders en kapiteins van kustvaarders, ten einde te
informeren, of er ook een geschikte kuster naar Banjermassin
ter Z. en 0 . k u st van Borneo zeilklaar lag of binnen kort
derwaarts vertrekken zou. Banjermassin namelijk was thans
de plaats mijner bestemming, en de meeste scheeps—gelegenhedeu
derwaarts vindt men te Soerabaija. Heeds den 22en was er een
schip voor Banjermassin uitgeklaard, namelijk de N. I. bark
E l-M a s sh o o r , behoorende aan eu gevoerd wordende door
een’ Arabier. De reeder van deze bark verklaarde echter, dat
hij geen Europeesch’ passagier naar de Z. en O. Afdee-
lin g van Borneo kon overvoeren, terwijl de op den 22 April
naar derwaarts bestemde bark Adenan , mede een kustvaarder
van een’ Arabier, door den heer onder-equipagemeester te
Soerabaija officieel voor mijne passage werd afgekeurd. In
afwachting alzoo eener nadere scheepsgelegenheid, bezocht ik