
T a u jo n g -R a to e , P o e lo e -K am b in g en B a t o e - p o e t i , M
wijders koersende om de N. O.
Den volgenden morgen waren we met fraai weder en een’
frisschen wind in de nabijheid van G o e n o n g -A p i, de bedoelde
Rendez-vous-plaats, en zagen G ilib a n ta en IComodo in de
verte, en ten 1 ure des middags de Admiraal van K in sb e r g en
van S t r a a t -S a p i terugkomen. Gezamentlijk stoomden we nu
om de Oost, wordende de kruisbooten door de K in sb e r g en
en de L a n s ie r door de C elebes op sleeptouw genomen.
^ Op den 2Ü3ten Oktober zagen we des morgens ten 6 uren
T o k o - t o k o , en stuurden tusschen L a b o e a n -B a d ja k en een
groot n f door naar S t r a a t -M a n g a r e i, welke we doorstoom-
den, en vervolgens, om de Z. W. en Z. Z. 0 . koersende, op
S tr a a t-M o lo aanhielden. Te midden van een’ archipel van
talrijke kleine eilandjes en reven, die allen digt bij elkander
liggen en een’ doolhof van straten en straatjes formeren, stuurden
we op Rien d ja aan en liepen längs de Noordkust van
dit groote eiland om de Z. 0 . De gezegde eilandjes en droog-
liggende reven waren op sommige plaatsen zoo menigvuldig
en zoo grillig en digt bij elkander gedrongen, dat we vaak
niet konden zien waar en hoe we passeren moesten. Het scheen
soms onmogelijk dat we niet verdwalen zouden. Telkens was
de uitgang eener straat of passage door een of ander eiland
gesloten, zoodat het scheen als of we regt op bet land zouden
stoomen, tot dat we, zeer digt bij zulk een eiland gekomen,
weder links of regts en plotseling een’ doortogt zagen. De
loodsen hielpen ons er goed door, terwijl een der officieren van
de C e le b e s , in den voormast op de bramzaling gezeten, den
koers aangaf, en een feile stroom, die allengs sterker werd,
ons met verontrustende snelheid vooruitzette. Digt bij Straat-
Molo gekomen, werd de stroom zoo ontzaggelijk, dat de
C e le b e s , die het eerst er voor was, bijkans niet meer naar
het roer luisterde, terwijl aan stuurboord het hooge land van
R ien d ja ’s noordkust en een hooge uitstekende land-hoek
juist ddär, waar de kust een scherpe bogt of elleboog maakt,
ons de S tra a t geheel maskeerden. Met vreeselijke vaart vlo-
gen nu de schepen naar dien landhoek of bogt, die we
moesten omvaren, heen, toen plotseling de officier uit den
mast uitriep: //een rots in het midden van S t r a a t -M o lo !”
Meteen vlogen we, of liever gierden we, den hoek om, en
zagen toen met ontzetting de Straat op een punt zoodanig ver-
naauwd, dat de beide oevers elkander schenen te raken, en
in het midden dezer engte een groote gedeeltelijk begroeide en
gedeeltelijk kale rots, die den doorgang in twee passages, een
oostelijke en een westelijke passage, deelde. Daar de geheele
engte slechts 3 /4 kabellengte breed was, zoo had de oostelijke
passage slechts eene breedte van twee scheepslengten, en de westelijke
passage niet meer dän eene scheepslengte!.., Naauwelijks
hadden we de Straat en de rots en de beide passages gezien,
of we waren er ook vlak voor, en had de Kommandant van
de C e leb e s, die bij het dreigende gevaar, hetwelk allen met
schrik vervulde, zijne tegenwoordigheid van geest gelukkig be-
hield, slechts even den tijd om te kommanderen: //v o l le
k r a c h t !” - , /w e s t -p a s s a g e !” Door het eerste kommando
kreeg het schip, - dat reeds door de kracht van den stroom,
welke het water met eene vaart van 8 a 9 mijl door beide
gaten of passages als door een’ trechler heendrong, dwars
afdreef en dus ook dwars tegen de rots zou gestooten hebben, -
weder stuur; en door het tweede kommando loefde de steamer
naar Riendja’s oostkust -op en vermeed alzoo den ontzaggelijken
draaikolk , die voor de rots, waar de vliegende watermassa zieh
scheidde en längs beide zijden der rots een’ weg baande, een’
diepen dwarrelenden en ziedenden kuil formeerde. En nu het
midden van het vaarwater en dus de grootste kracht van den
stroom willende ontwijken, gelastte de Kommandant om digt
längs den oppert of de oostkust van Riendja te houden,
toen de stem van gemeldeu officier uit den mast over het dek
weerklonk: //ste en en län g s den wal van R ien d ja !” Doch
m . 23