
a b d o e l—r a c h m a n in 1770 het. Rijk P on tian ak stichtte, be-
hoorde vroeger aan den koning van B a n tam , die ze in 1777
of 1778 aan de Nederlanders afstond, welke, met vergunning
van a b d o e l—r a c h m a n , in 1779 te P o n tia n a k en Mampawa
hunne loges oprigtten, doch dezen in 1791 weder verlieten,
gelijk ook de faktorij te Tatas in 1809 verlaten werd. Drie
jaren hierna of in 1812 keerden de Engelschen naar Borneo
terug, en gingen met de Vorsten der West- en Zuid- en
Oost—knst van het eilaud nieuwe handelsbetrekkingen aan, gelijk
ook de Nederlanders in 1814 weder hun handelsverkeer met
de beide kusten openden.
Zoo als men op de kaart zien kan, wordt het Sunda-eiland
Borneo (ook B rau n ie geheeten, of K lem a n tin , Klematan
of K a lam a n tin (1), gelijk de inlanders het noemen,) ten Z.
begrensd door de J a v a—zee, ten N. en N.O. en 0 . door de
Chinesche zee, de zeeen van Mindoro en Solo of S o lok
(ook de zee van Borneo geheeten of de zee van Celebes), en
door S tr a a t-M a k a s s e r , en ten W. en Z. W. door de Golf
van S iam , de Chinesche zee en de S tra a t van Karimatta.
De lengte van het eiland wordt berekend op 230 nren , bij
eene breedte van 200 uren, en de oppervlakte op ruim 9373 □
geographische mijlen; doch het schijnt bestemd te zijn om
nog grooter te worden, dewijl er aan de Westkust voortdurend
nieuw land gevormd wordt, gelijk zulk reeds sedert vele eenwen
heeft plaats gegrepen. Men kan zeggeu, dat B o r n e o ’s Westkust
grootelijks uit aangewonnen land bestaat, hetwelk aan de zee
ontwoekerd is , en dat ze als het wäre dagelijks meer en meer
de oostkust der eilanden B a n k a , B i llit o n en Sumatra na-
dert, als of ze zieh aan deze eilanden wilde vasthechten en er
mede zamengroeijen. Deze aanwas van land wordt misschien ten
deele veroorzaakt door aanspoeling uit zee, doch vooral, zoo
L a n d a k , M am p aw a , S am b a s , K o e b o e , B r u s s e l, T a ija n g , M a lio ,
S a n g a uw , S e k a d o uw , S in t a n g , S e l a t , S a lem b o u w , en voorts nog 51
kleine en onafhankelijke Staatjes. Hare oppervlakte bedraagt 20,000 Eng. mijlen.
(1) De inlandsche uaam zou van eene inheemsche zu r e v r u c h t afkornstig zijn.
niet geheel, door de groote hoeveelheden zand of aarde, die
door de vele en geweldige regens, welke op Borneo vallen,
van de bergen in het binnenland wordt losgemaakt, en, door
de snel-stroomende rivieren afgevoerd, zieh als slibbanken voor
de mondingen van dezen en längs de gansche Westkust neder-
zet. Men ziet het dezer kust dadelijk aan, dat ze lang-
zamerhand uit zee is opgerezen. Mijlen ver binnenwaarts of
landwaarts in is ze laag en moerassig, en zelfs P on tian ak
en Sam bas, ofschoou verscheidene mijlen van zee aan de
rivieren Kapoeas en Sambas gelegen, zijn op moerasgronden
gesticht, die in de westmoesson min of meer onderloopen.
Naar men beweert, werd het Kandang-gebergte, hetwelk zieh
thans 8 uren ver van zee in het Rijk van Landak verheft,
vdor ruim 400 jaren door de zee bespoeld! Op de meeste
plaatsen moeten de schepen 1 ä 2 mijlen uit den wal blijven,
dewijl het vaarwater längs de kust geen diepte genoeg heeft en
dagelijks nog in diepte afneemt.
Omtrent de verbazende vruclitbaarheid van Borneo luiden de
getuigenissen van allen, die het eiland bezochten, eenparig, en
vooral munt de moerassige en uit vette humus bestaande grond
aan de Westkust in vruchtbaarheid uit. De bodem is voor
allerlei kulturen gesehikt, en het plantenrijk is overvloedig in
een aantal voortbrengselen, a ls: notenmuskaat, peper, indigo,
gember, kaneel, katoen, tabak, pinang—noten, s ir i of b e t e l,
sago, d ja g on g , gierst, padi of rijst (1), suikerriet, koffij, enz.,
(1) De Chinezen op B o rn eo planten de padi op natte velden of sawa’s , doch
de D a ja k ’s en M a l e i j e r s op t ip a r ’s of drooge velden. — Katoen wordt vooral
gekultiveerd in B o r n e o ’s Z. en O. Afdeeling, en de uitvoer van dit artikel in
1854 bedroeg ongeveer 6000 pikols. Ter Westkust leggen de Chinezen zieh ook
sedert 1856 op de kultuur van katoen en indigo toe, gelijk ook de koffijkultuur
sedert dit jaar grootelijks is uitgebreid door aanplantingen in M o n tr a d o , M am pawa,
S em in is , S am b a s , P am a n g k a t en R a n ta u -p a n ja n g . Het suikerriet
( t e b o e -g o e la ) groeit er welig en van de beste kwaliteit, en men zeide dat
90 suikerrietstokken van B o rn e o evenveel suikerdeelen bevatten als 500 suikerriet-
stokken op Jav a en elders. Bij P o n t ia n a k zijn 12 suikerbandmolens van Chi-
hezen, en eenige jaren geleden bestond er eene suikerfabriek van wijlen den heer
DE LINGE. De vallei van P am a n g k a t is in 1857 van landswege met suikerriet
beplant, ten einde de aldaar gekweekte rietstokken als bi bi e t of stekken naar
Jav a over te brengen.