
sommige der talrijke en ontzaggelijke rotssteenen, die hier als
kolossale Aeroliethen of Meteöor-steenen schijnen neergevallen,
of als door Titans en Giganten scliijnen op elkander gestapeld
te zijn, eenige stukken gesehnt zijn geplant, waarbij eene wacht
van het garnizoen van B lin jo e gestationneerd is , welke de
pakhuizen tegen de zeeroovers beschermt, en tevens voor de
veiligheid der schepen waakt, welke de rijst voor B lin jo e
aanvoeren of de tin van het distrikt komen afhalen, en bij
dezen hoek ten anker gaan.
Yan het hooge rotsgevaarte hadden we een prächtig gezigt op
de baai en hare eilandjes en hare roei- en zeil-praauwen, - op
eenige reusachtige M o n o lie th e n , even als de D o lin e n ’s of
E o lm e n ’s of K r om le ch ’s der oude Celten of D ru id en
wonderlijk gegroepeerd, - op de schoone bergen P a n ja n g ,
T j in o lo n g , S e lo k , P a tja , Marras en B o e k i e t -B e t o n g , -
op uitgestrekte vlakten, en zelfs in de verre verte en over heu-
velen en wouden heen, op J e b o e s , op S o e n g i - l i a t en de
hoofdplaats M u n to k . Heerlijker gezigt kan men zieh niet voor-
stellen, en het plekje, waar we stonden, was zoo romantisch,
zoo uitgezoclit-liefelijk, als men er veelligt geen tweede in de wijde
wereld vinden kan! Somwijlen kon ik mij op dit punt verbeel-
den, dat ik op Ja v a was, en nu eens de bergen en bergjes
en heuvelen G o n g a n g , B r eb e s en S im p a n g , dan weder den
G in d in g , Hauer en B a n d o n g , hier den H ie d jo e en Asa-
p an , daar den Har i en Gambier, en ginds den Broeb oe of
den Arom of den H io e r , voor mij had, terwijl de vele kron-
kelende rivieren en riviertjes, die zieh in de baai ontlasten of
uit de baai landwaarts indringen, mij soms denken deden aan
de Datar, of L o e ssie , of Ambo, o fB lo n g i, o fE llo , of wel
aan de Segoro, of Aroes, of Dond ang , of de Kali-herang,
B o d jo k , of B o lo n g en andere stroomen, die in verschilleude
deelen van J a v a vloeijen. Als zilveren linten of kronkelende
slangen gleden ze door de golvende velden en längs de groene
oevers heen, en schitterden in den glans der heldere zonnestralen,
welke juist den rand eener zware regenwolk kleurden, die zieh
in het dal- en heuvelland ten zuiden in groote regendroppelen
ontlastte, en een groot gedeelte lands met hare donkere schaduw
overtoog, terwijl een ander gedeelte nog een’ stroom van licht
van de .zonneschijf ontvangen bleef. Het was een van die natuur-
tooneelen, zoo als men ze in In d ie zoo dikwerf ziet, en zoo
als de gekroonde Bard der gewijde oudheid moet gezien hebben,
toen van zijn harp de woorden klonken: | Hij bedekt de he-
melen met wolken en doet de dampen opklimmen van de einden
der aarde. Hij zendt de fonteinen uif, door de dalen, dat ze
tusschen het gebergte heen wandelen. Hij drenkt de bergen uit
Zijn opperzalen,.en de boomen des wouds worden verzadigd. Hij
maakt de omgeploegde aarde dronken en Hij maakt ze week door
de, druppelen, en Zijn voetstappen diuppelen van vettigheid en
bedruppelen de weiden. Hij; rekt de hemelen als een gordijn
uit, en bedekt zieh met het licht als met een kleed! De hemelen
verblijden zieh, en de aarde verbeugt zieh, en de velden huppelen!
De eilanden verblijden zieh en de rivieren klappen met de handen
en de zee bruist met -hare volheid, en de boomen des wouds
juichen en de vogelen geven geluid van tusschen de takken!”
Weldra moesten we in het wachthuis de wijk nemen, want de
bui kwam regt op T a n jo n g -M a n to n g af, en, niet de ,/dauw
van He rm on,” maar de dauw van den P anjang en den Marras,
droop op ons neder. Die dauw kletterde in de baai en klaterde op
de heete graniet-of trachyt-blokken, en ruischte in de boomen!
Een stortvloed van regen overgoot de nette kronkel—paden en de
levende haagjes en de parkjes van bloemen op Tanjong -Man ton
g’s hoogte, en vormde in een oogenblik en op honderd
plekjes te gelijk kleine watervallen of cascades, die haastig en
plassend van de rotsen stortten!. . . Een uur later was de wolk
verdwenen, en zag er de natuur, die in den regen haar toilet
gemaakt had, nog veel frisscher uit dan toen ze in den morgen-
stond ontwaakte. De meeuwen streken weder over de baai, en
de vogels gaven weder geluid van tusschen de takken, en de
balseins der bloemen en kruiden geurden weder door de lucht,
en de zon goot goud en zilver in de schepping uit.
frag 4