
800 in getal, zijn Bimanezen en ouderdanen van den Sultan
van B im a , even als die van G a litin g eu vele audere dorpen
op de lcust van Mangar e i, welke kust onder het gezag van
gezegden Sultan behoort, en eene der kolonien uitmaakt, die
door hem op de N. kust van P i o n s , ook ter beteugeling
van den zeeroof, zijn aangelegd. Des avonds keerden we weder
naar boord en bleven gedurende den nacht op de reede geankerd.
Van de Kommandanten der kruisbooten, de heeren pilat en
barends, twee inlandsehe hinderen van Makasser, vernamen
we, dat ze in de maand April te voren, in het gezigt van
P o t t a , met 14 groote rooverspraauwen waren slaags geweest.
Met beliulp van den Badja van P o tta hadden ze die alle
14 genomen, en 30 ooren van door hen gedoode zeeroovers
(w^ronder twee vrouwen waren,) als zegeteekenen naar Mak
a sse r gebragt. De 3de kruisboot, die met hen (zeiden ze)
voor P o tta gekomen was, had op het naderen der rooversvloot
schandelijk de vlugt genomen. De strijd had 4 dagen lang
geduurd, en de dappere pilat en bauends hadden reeds hun
kruid en lood verschoten en den moed verloren gegeven, toen
de zege zieh eindelijk voor hen verklaarde.
Op Zondag (7 Oktober) gingen we met N. 0 . wind en goed
weder, en met de L a n sie r en de 2 kruisbooten op sleeptouw,
weder onder stoom, en hielden digt längs de kust van F lo r is
naar de, ten O. N . 0 . gelegen en als zeerooversplaats bekende,
baai van Bioem. In de nabijheid van B io em lieten we ten
oosten van het Etna—eiland (1), en buiten de vele Bioemsche
reven, de L a n s ie r lo s, die even als de Celebes ten anker
ging. Men kan zieh niets-schooners voorstellen, dan het gezigt
der 24 kleine groene eilaudjes, die voor de baai als op het
water schijnen te drijven. Ze liggen zoo digt bij elkander en
zijn zoo bevallig gegroepeerd, dat men aan een’ lusthof denkt,
(1) Aldus genoemd naar Z. M. stoomschip E tn a , die het eiland vroeger aari-
gedaan of er bij geankerd heeft.
waarvan de ronde of ovale of hoekige grasperken of gazons
door stroomen en kanaleii en beken grillig doorslingerd worden,
doch waarvan het geboomte nog niet is opgeschoten, terwijl
gras en struikgewas reeds lioog en welig tieren. Met een’
blik overziet men ze allen, en zelfs het grootste dezer lieve
eilandjes zou men in 4 ä, 5 minuten kunnen rondwandelen.
Naar het schijnt, zijn het koraal—reven, die met groen overtogen
zijn, zoodra de koraal-diertjes hun wondervol gebouw tot aan
den waterspiegel hadden opgetrokken, en het laat zieh aanzien
dat deze arcliipel van miniatuur- of mikroskopische eilandjes
met den tijd veel uitgebreider worden zal, dewijl er nog tal-
rijke reven onbegroeid zijn, en nog veel meer, die de opper-
vlakte der zee nog niet bereikt hebben, maar die men reeds
onder water schemeren ziet. Een aantal hooge geisoleerde rotsen
voltooit het scliilderachtig geheel, en maakt de baai van Bioem
tot het bekoorlijkste plekje, dat de verbeeiding zieh malen kan.
Dewijl de Celebes een siechte ankerplaats getroffen had, zoo
gingen we weder onder stoom, en liepen langzaam tusschen
Etna-eiland en den wal van E lo r is om de Zuid heen. Op
eene scheepslengte echter van den wal raakten we bij een’
grooten bosch-rand van laag geboomte aan den grond, en konden
het schip, in spijt van alle aangewende moeite, niet meer vlot
brengen. Het was juist ebbe, en het water verininderde zoo
zeer, dat de C elebe s over zij zakte. Aan bakboord hadden we
maar 2 en aan stuurboord maar 5 voeten water! Men besloot
dus de uitgeworpen dreggen, ankers en trossen weder aan boord
te nemen en den vloed af te wachten. Het schip werd nu in
goedeu staat van tegenweer gebragt en natuurlijk stoom opge-
liouden. Tevens werden de slangen aangelegd, en heet water
klaar gehouden, ten einde de zeeroovers, zoo ze ons soms mogten
aanvalleu, met kokend nat te begroeten. Het donker begon
eindelijk te vallen, en nu zagen we op alle toppen der bergen
en heuvelen rondom ons en längs de gansche kust verscheidene
vuren ontsteken. Het waren de gewoue seinvuren der zeeroovers,
die zieh voor een goed deel in onze nabijheid achter den