
stofgoud, benzoin, drakenbloed, tabak, koffij, opium, sa r a n g -
b o eron g of vogelnesten, en tiu oplevert. Dit rijk beboorde
weleer tot bet oude en magtige rijk van Menangkabouw en
grenst aan de landen van K o r in tji en In d r a g ir i, terwijl het
ten Noorden bepaald wordt door de rivier Dawa of het land
der K o ebo e’s , van welken wilden en heidenschen kaboewaai
of volksstam (die met den wilden stam of kaboewaai der
Bassap in S am b ilio e n g bij de rivieren B a s sa p -D a ja en
B a s sa p -M a ja n g op B o rn e o ’s-oostkust, en ook met den wilden
stam der B e ro e sso e aan Borneo’s-oostkust, in enkele opzigten
overeenkomt,) men eene uitvoerige beschrijving v.indt in het
I[Je Deel van den l l jen Jaargang van het T ijd sch r ift van
N e e r la n d s - In d ie . Behalve de bovengemelde prächtige, van
450 tot 900 eilen breede, Djamb i-r ivie r, - welke in een Meer
in de zoogenaamde XIII K o tta ’s der Residentie P adan gsche
B o v en la n d en ontspringt en zieh met 2 armen (K w a la -iiio e r
en K w a la -sa d o e ) in de S la t - of S tr a a t-B a n k a ontlast, -
telt het rijk van Djambi ook nog de groote rivieren Tom-
b o e s ie , S o em e i, T o eb o , T o eb ir , en anderen. De hoofd-
plaats, T a n a -p ile (uitgezocht land) geheeten, is aan beide
oevers der Djambi-rivier aangelegd en zoowel door inlanders
als vreemde oosterlingen bewoond. Niet ver van deze plaats of
K o tta , welke 4 a 5 mijlen van Dendang of de monding der
rivier lig t, staat het Nederlandsche Fort te M o ea ra -K om p e ,
en ziet men de astana der voorinalige Vorsten, gelijk ook den
K ra ton of Keratoean van den weerspannigen Sultan, die, door
de Indische Regering van den troon vervallen verklaard, op den
6 September 1858 de kracht der Nederlandsche wapenen onder-
vond. Deze prächtige Kraton of paleis verlieft zieh te middeu
van Hindoe-kunstgewrochten, die aan de tempelen en het beeldheid
van S ia k , en aan S um a tr a ’s oostkust in de B a ttak -lan d cn gelegen, wordt
B i la door een' S o c ta n bestuurd. Ter hoofdplaals B i l a , aan de vereeniging der
rivieren B i la en B o e r o em o n of P a n e i (welke laatstc op den berg M a le a of
M a le h a ontspringt, en de S ia p a s en S o e r im am b e k opneemt,) stond tot 1843
het Nederlandsche Fortje.
houw-werk bij. Gern p o l, G eneng an , en Dinangan of Ran-
d o e - g o e n t in g , in P a ssa r o ean , K ed ir i en DjokjokaTta,
of aan den G e d o n g -b a to e of D in g e n - r e d jo , Soeinowono
en G ed o n g -d jo n g o of S o n g g o op het Oengarang-gebergte
herinneren.
Noor de zoo-even genoemde hoofdplaats T a n a -p ile ziet men
ook eenige r a k it’s in de rivier drijven, waarop Chinezen en
Bovenlanders hunne kramen en winkeltjes hebben opgeslagen.
Waarschijnlijk hebben ook hier de Chintzen deze vlottende
strafen of drijvende dorpen ingevoerd, gelijk ze dit weleer op
P a lem b an g gedaan hebben, alwaar de vroegere Sultans hun
geen vferlof gaven om aan den wal te wonen. Dat ook de bovenlanders
of binnenlanders, die zieh voor hunne zaken ter hoofdplaats
tijdelijk körnen nederzetten, van deze Chinesehe uitvinding
gaarne in hun voordeel gebruik maken, laat zieh ligtelijk be-
grijpen. Gaat de nering niet goed, of is de lust tot verhuizen
naar elders, of wel het heimwee naar de bergen, gekomen,
dan maakt de bovenlander zijn rak it los, en trekt ze, met huis
en huisgezin, met meubelen en koopmanschap, de rivier op-
waarts of laat ze met den stroom 'naar een ander oord afzakken.
De bevolking van D jam b i, - welke, volgens sommigen, met
die van gelieel Sumatra, Java en C e leb e s, als behoorende
tot het Tartaarsehe ras, gerekend wordt, - is , even als die van
Pa lemb ang en de Westk ust van Sumatra, Muhamedaanseh,
en behoort, even als die van P a lem b an g , tot de sekte der
S ch iiten of der volgers van a l i . Waarschijnlijk hebben de
Arabieren (op Java gewoonlijk Djowo geheeten), die a.1 vroeg
op Sumatra ten .handel voeren, de leer van den Profeet reeds
in de 13dc eeuw naar Djambi overgebragt, dewijl er reeds in
1296 Muhamedanen op Sumatra werden aangetroifen.
Omtrent den bovengemelden Kaboewaai of stam der K o e boe’s,
die het land tusschen Djambi en Palembang bewonen,