
eilj geheel bekoeld en koud geworden zijnde, uit den vorin geno-
men, en ziet men dan bet glinsterende // schuitje” tevens met den
naam der mijn en van het eiland Banka op de beide ooren gemerkt
, en zulks als afdruk van de houteu ooren der vormen,
waarin doorgaans aan de eene zijde de letter B (d. i. Banka,) en
aan de andere .zijde de eerste letter van den naam der mijn in
Chineescli karakter gesneden zijn. Somwijlen echter worden deze
letters met een stokje op het schuitje geteekend of geschreven,
wanneer het tin in de vormen ten halve is afgekoeld en dus nog
zacht of week is. Overigens wegen de tinblokken of schuitjes,
waarvan een smelter er 50 a 60 per nacht smelten kan en die
bij het smelthuis worden opgestapeld, elk een’ halven pikol, of
de twee schuitjes 125 Amst. ponden (1). De bij de smelting
overgebleven tin-slakken, of de T r a , worden met ijzers fijn ge-
slagen, gezift en daarna nog eens gesmolten.
Van het smelthuis keerden we naar de B o em a -K o n g s i
terug, en passeerden de plaats, waar de houtskolen voor de
smelterij gebrand worden. Ik zag echter niet anders dan 4
hooge muren van leem of klei, waarin eenige gaten waren,
en waarop een dak van aarde seheen te rüsten. De heer von
fabmi zeide mij, dat die muren een’ grooten stapel hout be-
vattedeu, hetwelk gereed lag om tot arang gebrand te worden,
en dat de houtmijt niet van o n d e r en , maar van b oven
wordt aangestoken, zoodat het bovenste hout het vuur aan het
lager gelegene hout moet mededeelen, terwijl de aarden bedek-
king, die tijdens het branden der mijt telkens met nieuwe
aarde moet aangehoogd worden,*1 van zelfs al lager en lager
zakt, naarmate er meer hout wordt doorgebrand, en op deze
wijze al het reeds doorgebrande hout, uitdooft. De gaten in
den muur zijn de luditgatem, waardoor de vlam of het vuur,
(1) Het distrikt B l i e n j o e brengt jaarlijks ongeveer 15,000 pikols tin op. In
1854 waren er op B an k a 247 tinmijnen, die 76,238 pikols c a s s it c r o n hadden
opgeleverd, en waren er ran de 14,434 Chinezen op B a n k a 7,606 bij. de mijnen
werkzaam. Nieuwe lagen tin-erts werden er in dat jaar te A ije r -p a in o ed ja gevonden.
naar b ovcn geeu’ uitweg vindende, geuoopt wordt naar bene-
den te branden.
Eenige oogenblikken later werd aan het k o n g si-h u is de
to n to n g (een uitgehold cilindervormig stuk hout) geslagen,
ten teeken voor het werkvolk dat het etenstijd was. De arbei-
ders zwermden op dat signaal, als bijen uit een’ bijenkorf,
haastig uit de mijn, en drongen bij troepen van 20 a 30 man
te gelijk in 3 a 4 lange bamboezen loodsen of pondok’s ,
welke aan de eene zijde met een pagger (hage) van gevlochten
bamboe gesloten, doch aan de andere zijde geheel open waren, eu
namen als uitgehongerd het middagmaal, hetwelk uit rijst,
groenten, d in d in g en gedroogde visch met zout bestond,
benevens de voor een’ Chinees onmisbare thee, welke, naar
Chineesch gebruik, uit zeer kleine roode trekpotjes en zeer
kleine kopjes, doch (almede volgens Chinesche gewoonte) zon-
der melk, gedronken werd. Ze zaten allen aan bamboezen
rekken of tafels, en aten met hunne twee stokjes, of met de
vingertoppen der regterhand, zoo schrokkig en gulzig, en zoo
ongemauierd, en praatten en schreeuwden allen te gelijk zoo
hard en zoo druk (almede volgeus Chinesche manier), dat we
de luidruchtige gasten maar spoedig alleen lieten. Vijfinalen daags
zet de Chinesche kok der mijn hun zulk een’ maaltijd voor,
en vijfmalen daags eten ze met denzelfden verslindenden eetlust!
We gingen nu nog het rijstpakhuis en andere magazijneu
der k o n g s i binnen, — bezagen eenige gereedschappen, en vooral
de Tjiam of proefboor, een ijzeren staaf van 16 ä 20 voeten
lengte, met een schopje of buisje aan de spits, die tot het
zoeken naar ertslagen onmisbaar is , - en namen daarop van
het Mijnlioofd afscheid. Toen we weder op den grooten weg
gekomen waren, vond ik daar mijn’ draagstoel en de noodige
dragers, waarmede ik verder zou reizen, terwijl mijn gastheer
naar B lie n jo e terugkeerde. Helaas, weinig kon ik denken
dat ik dien hartelijken man, dien ik reeds sedert vele jaren
gekend had, voor het laatst de hand drukte en hem. nimmer
zou wederzien !