
aan de gasten gepresenteerd werden. Deze koeken, die met
de Javasche kwee g o e la lie of g o e la -h a le i (of de bekende
c o c a n j e - of weede-koeken) overeenkomen, en door hunne
lange draderigheid van de langdurigheid der vriendschap ten
zinnebeeid strekken, werden ons ook in witte doeken gewikkeld
in den namiddag aan huis gezonden. Beide verloofden waren
nog kindereu, en zeker niet meer dan 10 a 12 jaren oud.
Het gebruik toch, gelijk men weet., bij de inlatidsche Grooten
in zwang, brengt mede, dat de jonge lieden van beiderlei
kunne vaak reeds voor elkander bestemd worden terwijl ze
nog zeer kleine kindereu zijn. De wederzijdsche ouders sluiten
het verbond yoor liun kroost, en eerst later wordt het huwelijk
voltrokken. In het landschap Agam zijn het de moeders,
die de huwelijken harer kinderen beschikken. De moeder
van het meisje onderhandelt. met de moeder van den jongeling,
doorgaans buiten weten of goedkeuring der vaders. Op den
bruiloftsdag komt de jonge man in het huis der ouders zijner
vrouw inwonen, doch heeft de vrijheid om in andere kam-
pongs nog andere huwelijken aan te gaan, zoodat hij gewoonlijk
dan een in de eene kampong en dan weder in eene andere
bij de ouders zijner vrouwen gaat inwonen. Omtrent de ver-
schillende wijzen , waarop de huwelijken op Sumatra worden
aangegaan, heb ik reeds onder B en k o e len gesproken. De
meeste sem a n d o ’s of k awin (huwelijken) zijn de djoedjoer en
de am b il-a n a k . De huwelijken uit liefde of inclinatie, of
seman do s o e k a - s am a - s o e k a , zijn zeldzaam. Bij de d jo e d
jo e r , zoowel als bij de am b il-a n a k , verliest de man zijne
vrijheid; en is hij soms onvermogend, om bij een k aw in -
d joedjoer of djoedjoer-huwelijk den d joedjoer of den
koop- of bruidschat te betalen, dan is hij aan de ouders zijner
vrouw zoo lang dienstbaar, tot dat hij betaald heeft. En huwt
hij bij s em a n d o -am b il-a n a k (als kind aangenomen worden,
waarbij hij geen d joedjoer behoeft te betalen), dan is hij niet
alleen zijn leven lang tot dienstbaarheid verpligt, maar kan hij
ook telkens door de ouders der vrouw, met verlies van alles,
wat hij bezit, tot vrouw en kinderen to e , verworpen worden.
Ten aanzien der erf-latingen bestaat er op Sumatra, eene
zonderlinge regeling, daar de nalatenschap van den vader niet
overgaat op zijne kinderen, maar op de kinderen van zijne
zuster of van andere naaste vrouwelijke bloedverwanten. Deze bepa-
ling zou hären oorsprong hebben in eene traditie, die omtrent
zekeren vorst (van Menangkabouw?) in omloop is. De vorst
droomde, dat hij een groot vaartuig moest maken, en dat dit
vaartuig niet anders zou mögen van stapel loopen dan over het
ligchaam van een zijner naaste mannelijke betrekkingen, die zieh
vrijwillig tot cilinder of rol zou aanbieden of zieh als zoo-
danig laten bezigen. Het vaartuig werd gebouwd, er., toen
het _zou worden te water gelaten, verzocht de vorst zijn’
oudsten zoon om zieh onder de kiel te leggen. Deze echter
weigerde, en de overige zonen, doende wat liun oudste breeder
gedaan had, bedankten voor den kans om door het schip
verpletterd te worden. Nu bood de zoon van ’s vorsten zuster
zijne diensten aan, - de praauw liep over zijn ligchaam te
water, - en de vorst, getroffen door het gedrag van zijn’
edelmoedigen neef, zwoer dat voortaan de kinderen niet van
hunnen vader zouden erven, maar de zusterskinderen erfgenamen
van hun’ oom zouden zijn. .. Zoo luidt ¿en der beide lezingen,
welke ik omtrent deze sage vernam. De. andere of de variant-
lezing luidt, dat de vorst, ingevolge den eisch van het droom-
gezigt (dat namelijk een zijner naaste mannelijke verwanten het
schip moest helpen te water brengen,) zijn’ oudsten zoon en
vervolgens al zijne zonen gelastte om het schip in zee te
stuwen, doch dat geen zijner zonen hiertoe kracht genoeg
bezat, . en dat hij daarop, in toorn ontstoken, den zoon
zijner zuster denzelfden last opdroeg, en zulks met dit gevolg,
dat de neef het schip onmiddellijk en gelukkig deed afloopen.
Welke van deze beide lezingen de ware zij, beslis ik niet,
maar de variant is in mijn oog het aannemelijkst.
Omtrent de zoogenaamde so ek o e ’s op Sumatra is reeds
door anderen zooveel gezegd, dat ik misschien volstaan kan
13*