
hun’ oversteek telkens met eenige beklemdheid gade, en als er
een uitgleed of over een’ grooten steen onder water struikelde,
dacht ik telkens mijn arme begaadje in het nat te zullen zien
vallen en door den stroom voor altoos te zien wegvoeren!
Gelukkig gebeurde dit niet, en menschen en paarden en koifers
kwarnen behouden te S ilo n g k a n g , welke groote kampong digt
aan den linker—oever der Aloatan ligt en toen juist een
sed ek a of feest vierde. Er waren verscheidene P asie ra’s en
P row a ttin ’s (distrikts- en dorps-hoofden) en een groote rnenigte
mensehen van elders bijeeu, en de geslagte buffel voor het feest-
maal werd in verschillende dapoer’s of keukens gebraden. De
bandera’s of vlaggen wapperden aan hooge bamboe-staken, en
de g am lan g speelde zoo luid en met zooveel geraas van bek-
kens en handtrommen dat hooren en zien verging. Mijn
geleide had grooten lust om te blijven, en de nieuwe koelie’s,
die ik hier bekwam, toonden weinig zin, om de vreugde der
kampong te verlaten. Om hunnentwil toefde ik eenige oogen-
blikken langer, en zette toen mijn’ togt voort. Yan tijd
tot tijd kreeg ik in de verte den B o e k ie t -B e t in k o te zien,
en digt bij S o e n g i- la s s i den B o e k ie t -G o e g o e -g e d a n g .
Weldra passeerde ik ook T a n a -r o e r o e en eindelijk S a law e ,
en bevond mij ten half 3 uren in den namiddag te S o lo k ,
welke plaats 15 palen van P a d a n g - s ib o e s o e k gelegen is.
Hier verliet mij mijn jonge reisgenoot om naar zijne ouders
te S e la ijo e terug te keeren, terwijl ik op den 21 Junij naar
Padang vertrok. Ofschoon men het mij dringend afraadde,
besloot ik toch mijne route te nemen längs den ouden en
bijkans vervallen weg over het Limbang-gebergte, hetwelk,
met de b o e k ie f s B a r o e -w a n g a n , B a to e -k am b in g , Tan-
j o n g - s ir i, B a to e -b e r a g o n g en P en in g a h a n , eene zuidelijke
verlenging schijut van den berg Malajo. Weldra bereikte ik
de kampong B a h o e -a la s , alwaar de weg al steiler en steiler
begint te worden, en kort daarop de kampong Paija, en
verder Teboe en S im p an g , in welker nabijheid een te la g a
of Meer in het gebergte is , en eindelijk ten half 2 ure L ik o
en wijders B e r a g ia n , in welke laatstgemelde kampong (15 palen
van Solok gelegen) ik in den passangrahan overnachtte.
Zonder twijfel had ik op mijnen togt tot hiertoe rijkelijk
ondervonden,■ wat men mij te Solok van het eenzame en
siechte van den onbewoonden en door wildernissen kruisenden
weg gezegd had. Overal modder van soms twee voeten hoog,
en overal diepe kuilen, sleuven en gaten en steenen, en ner-
gens menschen längs den verwaarloosden bergweg. En toqh
was die weg een k o n in k lijk e weg te noemen in vergelijking
met hetgeen ik den volgenden morgen ondervond bij het afdalen
van het gebergte. Toen toch was de route zoo vreeselijk, dat
mijn groot bruin paard, (dat naar zijn’ vorigen Chineschen eige-
naar L issa y heette,) meermalen tot aan den buik in den
modder zakte en ik veelal te voet moest gaan.
Ik sleet te Be ragian of Brang ian een’ eenzamen middag
en avond, in gezelscliap van eenige w a la n g - s a n g ie t , kak-
kerlakken, larong of vliegende witte mieren, t jit ja k ’ s, gek-
k o’s, a lip a n en a lip an -b a ra (duizendpooten en roode duizend-
pooten) en alm aie r of phosphorieke niet—bijtende duizendpooten,
en van mijn kipsau en g in d ie (waterketeltje en waterkruik),
terwijl de reuk van eenige k om b a n g -p o ek o e l-am p a t (vier-
uren-bloem) zieh vermengde met den stank der w a lan g -san g ie t,
en een k om b an g -b an gk e i (lijkbloem) die een ondragelijke
krenglucht verspreidde. Het dorp telt slechts 11 huisjes, en de
passangrahan aan den weg staat welligt. 10 minuten gaans van de
kampong af. Gedurende den ganschen namiddag passeerde er geen
enkele inlander, zelfs geen koeda-gladak (gemeen paard of knol),
geen karbouw, geen hond of hoen uit de kampong. Ontzaggelijke
wouden en wildernissen omringden mij, doch geen geluid van
apen of vogels, of van het houten klokje of schelletje (kalin-
tang of k a lin tin g ) van geiten of buffels, trof mijn ooren.. .
Alleen het suizen der boomen, het geritsel der bladeren, en
het gemurmel van nabij-stroomende water-spruiten, braken de
diepe stilte op L im b an g ’s hooge toppen. De avond was koud