
overal de liuizen der kampongs in regte lijnen of rijen längs
de breede kampongs-wegen of dorpspaden aangebouwd. Doorgaans
reden we door vlak land en soms over läge heuvelen of tafel-
land, vanwaar we meermalen liet uitzigt hadden op de bergen
Mal^a, S ib o e a n g -a n a k en S ia e jo , en soms op den ver
noord-oostelijk gelegen 5,173 voet hoogen berg D s a u t , in het
distrikt D o llo k -D s a u t der G r o o te Battak-landen.
Reeds vroeg waren we te S ia b o e , alwaar we een uur
later eene conferentie hadden met het voorname Battak-hoofd
der kampong, den ouden m a n g a - r a d j a van Siaboe, welk Hoofd
zieh zonder omwegen bereid verklaarde om met de zijnen en
zijne onderhoorigen de agama Kompanie (godsdienst der
Kompagnie of van het Gouvernement, d. i. de Christelijke
godsdienst) te omlielzen, en er dadelijk bijvoegde, dat. hij zorgen
zou voor een woonhuis en een schoolgebouw, wanneer er zieh een
zendeling-leeraar in zijne kampong zou komen nederzetten.
(/"Voor hem-zelven,” zeide hij, ,/ en voor de ouden van dagen
zou de overgang tot de g o d sd ie n s t der K om pa gn ie misschien
te laat zijn; maar (liet hij er op volgen) / / bagi an ak -an ak
t e r am a t -b e r g o e n a ,” d. i. voor de kinderen zou het zeer
nuttig zijn.”
In denzelfden geest luidde het antwoord, dat ons 4 dagen
later (22 Mei) te P a d a n g - s id em p o e a n g door Patoean-NAGA,
Hoofd van O e t a -R im b a r o e , Patoean-SARiPADA, Hoofd van
B a to e n a n—d o e a , en Patoean-SANGKOEPAN, Hoofd v an -D o llo k
of S ip i r o k (allen in A n k o la ) gegeven werd, zoomede het
antwoord, hetwelk ik op den 29st“ Mei te M o e a ra—s ip o n g i
ontving bij monde van de boven reeds genoemde B a tta k -v o rste n
van O e lo e en P e k a n t e n (in K l e i n -M a n d h e l in g ) , S o e ta n -
l a u t—a p i , Bagindo-ANGSO, (of de doorluchtige a n g s o , ) R a d ja -
p a n g k e t en Soetan-MOMPANG. In het Kerk-rapport werd van
dit een en ander de noodige mededeeling gedaan, en werden
eventueel O e lo e , P e k a n t e n , S ia b o e (waartoe, naar ik
meen, S o e r om a t in g i, S ig a la n g a n g en P i t j a k o l l i n g be-
hooren,) en S ip ir o k (dat tot P a d a n g - s id em p o e a n g behoort,)
als geschikte posten voorgesteld, alwaar zieh casu quo zende-
ling-leeraren of zendeling-onderwijzers zouden dienen te vestigen.
Op den 19d™ Mei vertrokken we naar S o e r om a tin g i, welke
plaats op 15 palen afstands van S iaboe ligt. We passeerden
eeuige rijstvelden en de groote oeta s B on an—d o lo k , Sina —
nombat en S iep p in g , benevens vele rirnba’s en ontzaggelijke
bosschen, waarin de siam an ’s schreeuwden, en veel olifanten,
rhinocerossen, tijgers, jaarvogels, pomb o’s of pergam s , Argus-
Vogels (koewau), beeren, slangen (waaronder de soort van den
b o a -c o n str ic to r en van andere Pythonische slangen), de oelar-
sawa öf sawa-slangen (soms 21 en 22 voeten lang) , en
andere dieren leven. Van tijd tot tijd zagen we eenige steenen-
menschenbeelden van P a d a n g -law a s , met zeer groote oorlellen
en met een of ander sieraad op het voorhoofd (patan), eenig-
zins op de Hindoe-beelden van J a v a gelijkende, ofschoon
blijkbaar van anderen oorsprong en althans anders gebeiteld.
Vier zulke beeiden had ik onder anderen ook digt bij Penjaboeang
gezien.
Tegen den middag passeerden we een hoog en groot boseh
van boomen en b am b o e -a ije r of water-bamboe (een bamboe-
soort, die veel water bevat), en weldra bereikten we het liuis
van den Opziener der kultures te S o e r om a tin g i, waarin we
overnachten zouden, en waarbij een kleine kampong ligt aan
den linker-oever der breede batang A n k o la , over welke
een lange houten brug geslagen is. Behalve deze batang
of d o llok vloeijen er in Ankola nog drie voorname rivie-
ren, als de G edan g , de S ia p a s , en de Anang of Aman g,
welke laatste öntspringt in het gebergte P e r lo eb o e en
gedeeltelijk door eene vallei stroomt, aan welker emde ze
zieh met de Siapas vereenigt. Nog andere rivieren door-
snijden het landschap, als de G e ro en g o en g , de Batoe-
b o e so e r , en (naar ik meen) ook de B a to n g lo b o en de
O e lo e , die in het landschap Tamboese i (P e r tib ie ), op
eeuige mijlen afstands van het meer A ik—d a u , ontspriugen,
17