
Op eene wandeling namelijk, die ik tegen den avond met
mijn’ gastheer deed, ontmoette ik een’ inlander met een sangkar
of k o e r o n g a n -b o e r o n g in de band, d. i. een vogelkooitje,
dat hij cilindervormig van twee ronde plankjes en eenige dünne
hauten spijltjes vervaardigd had, en waarin twee vogeltjes zaten,
die zoo klein waren, dat men ze als het wäre een sou p çon of
een id e e tje van vogels zou hebben kunnen noemen. Ze waren
van dezelfde soort als die, welke ik in de bovengemelde kam-
pong A ij e r -b ir o e in een’ pinang-boom gezien had, en die
ik met k o lib r ie t j e s vergeleken heb.- Yolgens den inlander
met de sangkar leverde de vogel^fauna op Banka een
menigte exemplaren van zoodanige gracieuse vogeltjes op, doch
ik laat aan de Ornithologen de beslissing over, of de Bankasche
miniatuur-vogeltjes wel volbloed-kolibrietjes zijn.
Op den 27sten Oktober vertrok ik naar P a n k a l-p in a n g ,
hoofdplaats van het Mijn-distrikt P a n k a l-p in a n g , welke naam
eigenlijk: P in a n g -p la a t s , of oord der P in a n g -p a lm e n
beteekent. De hoofd-route van S o e n g i- l ia t naar P a n k a l -
p in a n g loopt eigenlijk over M a r aw a n g , P a d a n g , L a ja n g ,
T jam p o r a n , P a ir a j a , P o e d in g , S id , Loko en P e ta lin g ,
en maakt dus een’ grooten omweg ; doch er is ook een binnen-
weg, die dadelijk van S o e n g i - l i a t naar P a n k a l-p in a n g
leidt, en deze, sleehts 14 palen of 41 uur lang, schoon voor een
goed deel door l a l a p ’s of door moerassig terrein voerende,
werd natuurlijk door mij gekozen. Wanneer er echter Veel regen
valt, is deze weg, of liever dit drassig voetpad onbegaaubaar,
en dient de reis geheel längs de rivier van M a raw an g per
vaartuig te worden afgelegd. Aan den steiger bij de redoute
vond ik een praauw gereed, en voer daarmede de breede
M a raw an g een eind weegs af, en wel tot aan de monding
der rivier P an d a le , welke eene spruit of zijtak der Marawang
is. Bij den alhier ver in het water uitgebouwden steiger ging
ik weder aan land, passeerde de kampongs L ien d ie n g -m o e s so e
en G eb ak en längs de ontelbare kronkelingen der P a n k a l -
p inan g -r iv ie r of s o e n g i -A i j e r - i t a m (zwart water), die zieh
in de M a r aw an g ontlast, en bereikte tegen den middag de
hoofdplaats P a n k a l - p in a n g , aan de rivier van dien naam
gelegen, alwaar ik bij den Administrateur, den Heer m e n s in g a ,
gastvrijheid genoot.
Zuidwestelijk van P a n k a l-p in a n g voert een weg naar
S o e n g i-s la n of P a n k a l- s la n , hoofdplaats van het (in 1854
door den beer v a n h o o g e n s t r a t e n geadministreerd) tin-mijn-
distrikt van dien naam, en digt bij de westkust van B an ka
aan de S o e n g i of rivier S la n gelegen. Deze weg is 26 palen
of 9 uren lang, en löopt längs de kampongs K la s s a , D in -
d in g - p a p a n , M a so en a , N ih in of B a t j a n g , T r e b la n ,
S e r a i en M e la b o n , en längs de parit’s of mijnen Doendang
en T r a n ta n g . Yroeger was de, door een Bedoute beschermde,
p a n k a l van dit boschrijk distrikt gevestigd te B a n k a -k o t t a
aan de rivier van dezen naam en bij het Parmassang-gebergte
aan de zuidwest-kust, doch is in 1837 of 1838 naar de rivier
S o e n g i- s la n , welke zieh bij de N a n k a—eilanden in S tr a a t —
B a n k a ontlast, verlegd geworden. Eenige mijlen ten noord-
westen er van vloeit de rivier S o e n g i —M u n d o , en tusschen
deze en de rivier K o t t a -W r in g i e n werd in 1740 een tin—
mijn ontgonnen, welke in 1820 verlaten wèrd. Bij laatstgemelde
rivier liggen in S tr a a t-B a n k a de 2 Mundo-eilanden, en
eenige mijlen meer noordwaarts het eilaud S am o e b o n g voor
de monding eener rivier, welke längs den berg P a n d in g vloeit,
en tevens längs T am p illa n g passeert, alwaar in 1710 almede
voor het eerst tin-erts gevonden en een établissement werden
opgerigt.
In het distrikt P a n k a l-p in a n g vloeit aan den voet van
het Panjang-gebergte eene rivier, welke Aijer—oedang (gar-
nalen-water) heet, en nabij dezen stroom werden in 1823 en
1824 (onder het bestuur der Bankasche Besidenten m u l l e r en
L a f o n t a in e , beiden in 1823 en 1824 overleden,) in een
bergje of heuvel uitgravingen gedaan, ten doel hebbende het
XXI. 5