
of S en gk aw an g (1) terug, alwaar ik , gelijk gezegd is , op den
12 dcn December 1855 arriveerde.
S in g k aw a n g was toen nog niet anders dan een klein
Militair kampement, bestaande uit eene benting en eene längs
een bogt van liet riviertje aangebouwde rij van bainboezen hui-
zen voor de officieren. Bij de benting stonden eenige gebouwen
van planken als: magazijnen, pakhuizen, kantine enz.; en even
voorbij de officierswoningen was een kleine passer aangelegd.
Naar deze passer zag ik onder anderen versclieidene Chinézen
en Chinésche vrouwen en meisjes van M on trad o , benevens
enkele Daijaksche mannen uit bet binnenland afkomen. De
Chinésche mannen waren in hunne kleederdragt niet verscliillend
van de Chinézen in andere gedeelten van den Indischen Archipel.
Een körte en zeer wijde katoenen pantalon en een groote stroo-
hoed waren vaak het gansche kostuum, doch de vrouwen en
meisjes zagen er teekenachtig uit. Ze droegen een’ wijden blaau-
wen pantalon, waaronder de bloote beenen en kleine voeten
uitstaken, en een blaauw-gekleurd baaitje, hetwelk digt om den
hals sloot, als eenigste kleedingstukken, terwijl een wit mans-
stroolioedje geheel schuins op de gevlochten kondé van het
hoofdhaar geplaatst was. In dat schuins en nuffig opgezette
hoedje stak de meeste gratie en coquetterie der meisjes, en het
geheel toilet deed onwillekeurig aan het bekende kostuum à la
débardeur denken. Sommige meisjes zagen er zeer lief uit,
en zouden in hare losse en bevallige kleeding in Europa furore
makeu. De Daijaksche mannen droegen den tjamat (tjid akk o)
zonder meer, en liadden soms een dèta of hoofddoek, doch
doorgaans niets anders op het hoofd dan hunne zamengebonden
lange zwarte hären.
De Chinésche mannen waren in den regel vrij-lomp en
onbeleefd, zoo zelfs dat de fungerende schout van S in g k aw a n g
(een sergeant) hen bij het passeren der woning van den heer
kapitein, Oivielen gezaghebber, telkens de burgerlijke beleefdheid
(1) Welligt aldus genoerad naar de S en g k aw a n g -v ru ch t.
leeren moest, door hun in het Chineescli toe te roepen:
,/lipm a ” (neem den hoed af) en „m au p ian a ” (maak den
tja tjin g of haarvlecht los.) Eerst op zoodanige aanmaning van
c e r f o n t e i n (zoo heette de sergeant, fungerende schout,) namen
de Chinezen den stroohoed af, en maakten ze den haarstaart,
die anders gewoonlijk om het hoofd gewonden wordt, ten
teeken van eerbied los en lieten hem längs den rüg neder-
hangen.
Daar het stoomschip Makasser drie dageu te S in gk aw an g
bleef, had ik ook al den tijd om de omgeving der plaats op
te nemen. Achter de bovenbedoelde rij van 10 a 15 bamboezen
huizen, waarin de officieren wonen, ziet men een groot weiland,
waarin eenige van Java aangebragte runderen en paarden grazen,
en over dat weiland heen ziet men het gebergte van het dis-
trikt Loeman, den zeventoppigen G ou db erg van Montrado
en anderen, terwijl gansch in de verte de berg B ia n g blaauwt
in het landschap Sangouw. Naar den zeekant of aan de voor-
zijde der plaats ontwaart men niet anders dan het reeds ge-
melde riviertje, waarin versclieidene inlandsche vaartuigen en
praauwtjes op en neder varen, en een groot bosch van hoog en
digt kreupelhout, hetwelk in een uitgestrekt. moerassig terrein
welig opschiet. Door dit zware bijkans ondoordringbare kreupelhout
en door dit drabbig moeras moest in 1854 de heer
kapitein v a n h o u t e n , die met zijne troepen op de reede van
S in gk aw an g ontscheept was, doortrekken om S in g k aw a n g
te bereiken, dewijl hij de rivier, welke aan hare monding door
de oproerige Chintzen met geschut beplant was en door eene
redoute of benting verdedigd werd, niet kon invaren. Naar ik
meen, duurde zijn togt door struikgewas en modder en water
en over omgevallen boomen en oude stammen, ongeveer drie
dagen, gedurende welken tijd de manschappen aan alles gebrek
leden en met honger en dorst en koude te kampen hadden.
Eindelijk kwam de expeditie uit woestenij en wildernis te voor-
schijn en leverde toen dadelijk tegen de verraste muiters slag,