
Maleische en half in de Daijaksche taal, verscheidene vragen,
en altijd ontving ik een passend, en tevens een vrijmoedig
en vlug antwoord. De naakte leerlingen, die niets anders
droegen dan den tjamat of t j id a k k o , waren met het examen
en met mijne vragen zoozeer in hun’ schik, dat het mij speet
de Daijaksche taal niet magtig genoeg te zijn om nog wat
meer te kennen vragen.
Onder de scholieren van P a lin k a a i waren ook de kinderen
van 5 omliggende doesson’s en gehuchten, t. w. S o e n g i- t a t a s ,
S a l a t - s im in - i l i r , B a n g k ir a i, A n ta s s a n - s a la t - s im in en
S a la t - s im in - o e lo e ; - gelijk onder de scholieren van P a la n -
kau ook de kinderen waren der kampongs S a k a - tam p a t ,
S o e n g i—bapoej o e , Saka—m a n k a h eu , S o en g i—n jamok ,
S o e n g i-b in d j a i en S o e n g i-p o e n t ik . Desgelijks gingen te
B e n d a -p o e n tik ook de kinderen ter sehool van S o e n g i-
r o e t e k , S o e n g i-n a n g k a en T ah eta, - en te B o en to e i ook
eenige kinderen der kampong Panko.
Gelijk de vrouw van b e i j e r 23 Daijaksche meisjes aan huis
had, zoo had ook de vrouw van v a n h o e f e n 3 5 , - de vrouw
van Zim m e r 5 0 , - de vrouw van r o t t 9 , - en de vrouw van
H o f fm e i s t e r 3 zoodanige meisjes opgenomen.
Den zendelingpost te M o ran to eh o e in het distrikt S ih o n g
of B e n e d e n -D o e s o n—rivier, alwaar de zendeling-leeraar
e . d e n n i n g e r werkzaam was, kon ik niet bezoeken, dewijl de
waterstand in een zijtakje der D o e s o n - i l i r , of in het ri-
viertje, dat naar Mo ranto eho e le id t, zoo laag was, dat de
kommunikatie zelfs voor inlandsche praauwtjes al sedert vele
weken was gestremd geworden. Aan weerszijden van het riviertje
is alles moeras en modder, zoodat men over land of te voet
de plaats niet bereiken kan. De school van d e n n i n g e r telde
76 leerlingen, waaronder ook leerlingen waren van T ila n g en
S ih on g .
Een voormalige zendelingpost te G o eh on g , boven B o en to e i
aan de Kahaijan-rivier, alwaar de gewezen zendeling-leeraar
j . g . h ü p p e r t s arbeidde, was in 1856 reeds ingetrokken.
De Daijaksche Christengemeente te P a lin k a a i bestond in 1856
uit 73 zielen. Van h o e f e n had 23 volwassenen op belijdenis
gedoopt en 9 huwelijken ingezegend. Z im m e r , pas 13 maanden
in de kolonie, oefende zieh in de Daijaksche taal, welke hij
reeds goed begon te spreken. Van zijn’ arbeid kon hij in
zulk een kort tijdsbestek natuurlijk nog geen resultaten hebben.
B e i j e r had des zondags 10 Daijak’s ter kerk, en ook vaak de
vrouw van het Dorpshoofd, welke vrouw soms ook de zoo-
genaamde oefeningen bijwoonde. B o t t had gemeenlijk 20 vol-
wassen Daijak’s ter kerk. Eens had hij 2 vrije Daijaksche vrouwen
ten gehoore gehad. Op belijdenis had hij 6 Daijak’s aangenomen
en gedoopt.
En zoo had ik dan nu de verschillende Rhijnsch-Barvnensche
missionarissen in B orneo’s Z u id - en O o s t e r -a fd e e lin g in
hunne werkzaamheid gezien, (1) en tevens bespeurd dat ze
met eenige groote bezwaren te kampen hadden, die ik gaarne
wenschte op te heffen. In het Kerk- en Schoolrapport leide ik
derhalve die bezwaren bloot, en riep de hulp der Regering voor
de wakkere dienaars in. Het resultaat hiervan was dat het
Gouvernement nog in hetzelfde jaar 1856 1°. eene som van
f 150 ’s maands toestond ter bezolding van 15 Daijaksche on-
dermeesters ad f 10 ieder ’s maands, of eene jaarlijksche som
van f 1 4 4 0 ; en 2°. ten dienste der Daijaksche scholen eene
aanzienlijke hoeveelheid schoolbehoeften ten geschenke gaf, als:
papier, pennen, inkt, potlooden, leijen, en griffeis, ter geza-
mentlijke waarde van f 679.
Op den 31st™ Mei stoomden we van P o e lo e -p e ta k naar
Marabahan, aan de Doeson-rivier (7 uren van Banjer-
(1) Haar de T jip a n n a s op den 1 Juni] te B a n je r rn a s s in terug moest
zijn , ten einde tot andere diensten gebezigd te worden, zoo kon ik mij tot mijn'
spijt slechts körten tijd op de zendingsposten ophouden.