
terwijl aan hare oevers vele apen dartelen en water-herten zieh
ophouden. Op drie uven afstands van de hoofdplaats gekomen
hadden we Schans van T u ijl weder bereikt, alwaar de kleine
Ban je r sch e rivier, die zieh met de groote B an jerseh e rivier
(de B a r ito ) vereenigt, mede op 3 uren afstands van de
monding der Bar ito aanvangt. Spoedig waren we dit punt
voorbijgeloopen, en ongeveer ten 9 uren passeerden we de geul
der groote zandbank voor de riviermonding, en verder de
A n j ie r s of bakens (palen of staken) ter aanwijzing van de
geul, en eindelijk het B o lle -b a k e n of liet uiterste baken, en
waren in zee. Nu werd westwaarts-op gestuurd naar de
Kahaijan-rivier, die we weldra inliepen. Ook deze rivier is
breed, diep en prächtig, doch heeft, even als de B a r ito ,
läge, moerassige en woeste oevers, terwijl zieh menig rivier-
eilandje als een reusachtige waterplant boven het groenachtig—
blaauwe nat verheft, gelijk b. v. het eilandje Bawoi (1) en
anderen. In den aanvang zagen we niets, dat naar eene
verblijfplaats van menschen of vee geleek. Alles was eenzaam
en doodsch, en zelfs geen kaaiman sliep er aan de boorden,
geen vischje sprong er in het zonnelicht, geen meeuw aasde
op haar prooi. Nu en daii echter vloog er een p o e t j o n g
(zekere zeevogel) of een kondor of b ö e r o n g -b a n g o n (reiger)
over ons heen. Weldra ook zagen we voorbij enkele rivier—
eilandjes, aan welker boorden soms een s ir o ed ja (waterlelie
of waterbloem) of d r in g o e (kalmoes) dreven, eenige boomen
en boschjes, waarin apen schreeuwden, en vervolgens hier en
daar op hoogere en droogere plekken of terpen enkele ladang’s ,
die door Daijaks waren aangelegd, of enkele bergen, - als
misschien de B a t o e -d j e lla (Kahaijan -oe loe )', de B a to e -
M a lik o (distrikt S ia n g -m o e r o n g ) , de B a to e -b e o e k ir (een
Vogelnest-berg), de B a t o e - la k i, - en eindelijk ook nu en dan
een hutje op hooge palen of staken, waarbij een Daijakker
(1) Tusschen de B a r ito en de B a h a u ligt (in het rijk B anje r ra a a sin) een
groot en vischrijk Meer, dat D an au of T e la g a of P am in g ir heet. Een ander
Meer, D a n a u -b o e k ie t , ligt aan den henvel G eh o g a s en loopt in de Kahaijan uit.
naar het stoomschip stond uit te zien, of een k o e j o e of
k o e j o e k (bastaardhond) ons aanblafte. Successivelijk passeerden
we nu ook Daijaksche kampong’s , die vrij-sterk bevolkt
waren, en daartusschen eenige grootere bosschen, waarin we
parkieten, saw e i’s eu andere vogels boorden schreeuwen. Ein-
delijk ten 3 uren in den namiddag bereikteu we in het distrikt
K a h a ija n -ilir of B en ed en—Kahaijan de kleine Daijak—
kampong B o e n to e i, alwaar de zendeling-leeraar e . e . h o p e -
m e i s t e r gevestigd was (1)* Op een 50tal schreden afstands van
de kampong, aan den zoom van een boscli, bewoonde hij met
zijue vrouw een goed inlandsch huis, lietwelk naar Daijaksche
mauier was opgetrokkeu. Na een paar uren toevens ten zijnent
en 11a de noodige informatien nopens de vruchten van zijid
arbeid ingewonuen te liebben, deed ik met hein tegen den
avond eene wandeling door de kampong, alwaar we aan den
livierkant een aantal regtop in den grond geplaatste hooge
palen zagen, aan welker boveueinde, naar Daijaksche gewoonte,
menschelijke aangezigten uitgesneden waren, en over welker
bedoeliug öf beteekenis wijlen den lieer Dr. c. a . l . m. s c h w a n e r
in zijn bekend werk: Borneo enz., gehandeld heeft. Deze
menschen—aangezigten of beeiden, welke ter gelegenheid der
Dooden-feesten onder het uitvoeren van nationale dansen ge-
maakt worden, stellen de zielen voor der afgestorvenen, doch
een enkel beeid vertegenwoordigt soms de zielen van 4 a 5 ont-
slapenen. Ook zagen we er eenige doodkisten op palen of
staken geplaatst, gelijk er in sommige grootere kampongs soms
50 ä 60 zulke kisten staan. Ze zijn de bewaar-koffers of ver-
zamelplaatsen van de doodsbeenderen der overleden familieleden.
De lijken worden namelijk niet begraven, maar boven den grond
gezet, tot dat ze verteerd zijn, waarna de beeuderen bijeen-
vergaderd en in kisten op staken bewaard worden. Elke familie
heeft zulk eene kist, waarin ze a.l de beenderen van hare succes-
(1) Gelijk bekend is, zijn er 5 ä 6 van de 7 zendeling-leeraren in B a u h e r rn
a ssin reeds bij het uitbreken van den opstand door de Daijaks vermoord.