
De kruisboot, welke door het oostelijk gat getuimeld of
getold was, werkte zieh achter de rots, en dus hinten den
drang van den stroom, op en naar de rots toe om der andere
kruisboot hulp te brengen. Ze bond zieh voorts aan de noord-
zijde der rots aan het geboomte vast, en eenige harer opva-
renden liepen over de rots heen naar hare zuidelijke punt, en
hielpen daar de mannen der gestrande boot het vaartuig weder
afbrengen, hetwelk gelukkiglijk alleen zijn koper gedeeltelijk
verloren en eenige schade of avarij aan de kiel bekomen had.
De stroom scheen het ligte vaartuig opgetild en boven op de
steenen bank of het steenen küssen der rots geschoven te heb-
ben. (1) Een uur later draaide en tolde ze door de oostelijke
passage, zoo als de andere boot gedaan had, en kwam behouden
bij de C elebe s ten anker.
Toen we nu wat tot bedaren gekomen waren, overdachten we
het dreigend gevaar, waarvoor we als door een wonder gespaard
waren gebleven. Waren toch de schepen tegen de rots verbrij-
zeld geworden, dan hadden we misschien allen het leven verloren
, want bij zulk een onzinnig stroomgeweld en woesten
aandrang van water moest de redding van schipbreukelingen
wel twijfelachtig zijn. Maar gesteld al eens, dat we aan het
gevaar van verdrinken ontkomen waren, dan zouden we toch
zonder twijfel in de handen der zeeroovers gevallen zijn, die
in S tr a a t-M o lo en op R ien d ja en omliggende eilandeu en
kusten hun hoofdkwartier hebben. Met siddering maakten we
deze laatste opmerking, wetende dat het ons beter geweest
zou zijn in den vloed te sterven, dan dat we misschien ons
en effen was. W'aarschijnlijk was ze das ook onder water evenzeer door den stroom
glad en vlak geschuurd. De rots heeft ongeveer eene breedte ran 50 h 60 voeten.
De zuidelijke en lagere punt der rots, die den stroom breekt of in tweeen deelt,
is aan de waterlijn door den stroom rondachtig en een weinig konisch afgeschuurd;
gelijk ook dat gedeelte der punt, hetwelk 3 4 4 voet boven water nitsteekt, almede
door het opvliegende en overspattende water afgeplat en als het wäre gepolijst
scbijnt te wezen.
(1) Ds zuidpunt der rots ziet er inderdaad als een bolvormige steenen bank of
küssen nit.
volgend leven in slavernij aan de roeibanketi der zeeroovers
zouden gesleten hebben ! . . .
Ongeveer een uur later stoomden we beoosten een tweede
eilandje, dat W e s t - e ila n d heet, tot däar, waar de Straat
hare grootste breedte heeft en eene golf of baai vormt, en
passeerden toen een groot rif, hetwelk van de kust van Maugare
i uitsteekt. Weldra zagen we een groote baai, waarvoor 3
eilandjes en eenige reveu lagen, en trachtten deze baai in te
varen. Het bleek echter spoedig dat er geen water genoeg in
stond, zoodat we ten anker gingen. Tegen 3 a 4 uren to-
gen de gewapende sloepen en kruisbooteu naar den wal, doch
zag men alleen een aantal paarden en herten en to e a k -
boomen. Ook kon men bespeuren, dat er menschen aan den
wal geweest waren, doch men ontdekte niemand.
Den volgeuden morgen (21 Oktober) hadden we betrokken
lucht met windvlagen, en gingen ten 7 ure om de Zuid onder
stoom. Weldra werden we aan den Z. 0 . hoek van Rien d ja
een groote en schoone baai gewaar, die we dadelijk insteveu-
den, en tegen 11 uren zagen we aan de noordzijde der baai
enkele huisjes staan, waarbij we ten anker gingen. De (misjes
scheuen verlaten te zijn, en bij het aan wal komen ontdekten
we dat hier welligt 30 huisjes pas onlangs afgebrand waren,
en vonden we in een klein ondiep beekje of riviertje eenJ knep-
pelkogel van 8 Tß en eenige versehe menschelijke doodshoofden
en menschenbeenderen. Zonder twijfel hadden op deze piek
de zeeroovers nog niet lang geleden gemoord en geplunderd
en gebrand , en de rest der arme kampongbewoners in slavernij
weggevoerd. Het was een treurig gezigt, hetwelk ons met
diepen weemoed vervulde. Tevens zagen we ons teleurgesteld
in onze hoop, om uit het beekje, hetwelk uit het gebergte
kwam, drinkwater in te nemen, want, bij het aanschouwen dier
schedels en doodsbeenderen, kon ons dat overigens heldere
en frissche water niet bekooren. En misschien ook zou het