
rotsen van Lawit’s of zoogenaamde vogelnest-zwaluwen (1).
Wat de bevolking van Borneo aangaat, deze is gering in
verhouding tot de grootte des eilands, en telt in de deelen,
welke aan het Nederlandsch Gouvernement onderworpen zijn,
ongeveer 1,200,000 zielen, waarvan p. m. 950,000 D a ija k ’s
(heidenen), 200,000 Muliamedanen (Javanen, Maleijers, Boe-
ginezen en Arabieren), 50,000 Chinezen en 200 Europeanen.
De Chinezen, welke zieh meerendeeis in het binnenland hebben
nedergezet, en in 3 voorname k o n g s ie ’s of vennootschappen
of maatschappijen, - als: L a n fo n g , T a ik on g en S a n tia uw -
K io e , - verdeeld zijn, bewerken de verschillende mijnen en
planten padi. Ze vormen als het wäre eene Republiek, of
liever 8 Republieken, welke onder het Nederlandsch gezag be-
stuurd worden door eigen Hoofden, die den titel van K a fta i
voeren. Elke k o n g sie of Bepubliek heeft een’ eigen Tepekkon
of Beschermgod, en in 1855 was er tusschen de drie k o n g s ie ’s
groot verschil gerezen, welke Tepekkon de wäre Beschermgod
zijn mögt, die van L a n fo n g , van T a ik o n g , of van Santiauw-
Kio e . De geest van oproerigheid tegen het Nederlandsch gezag,
welke de Chinezen van B o rn e o ’s Westkust in 1 8 1 9 , 1 8 2 1 ,
1823 en 1 8 3 4 , en vooral sedert 1849, 1850 enz. gevaarlijk
maakte voor onze heerschappij, is door verschillende expeditien (2)
en inzonderheid door die van 1854 gelukkiglijk bedwongen, en
ten gevolge dezer laatste expeditie zijn twee k o n g s ie ’s als
zoodanig opgeheven, en is alleen L an fong in het landschap
(1) Men vindt op B o r n e o eenige bnffels, schapen, gelten, paarden en van
J a v a aangebragte runderen. De paarden treft men aan te B a n j e rm a s s in ,
hoofdplaats van bet Kijk van dien naam in B o r n e o ’s Z. en O. Afdeeüng, welke
Afdeeling (zoo als bekend is) mede onder Nederlandsch gezag S taa t, gelijk ook de
N. O. kust in 1846 onder Nederlandsch Indie getrokken werd.
(2) Onder anderen de expeditie onder den toenmaligen Lt.-Kolonnel DE STÜERS.
In 1850 (11 en 12 Sept.) werd er, onder aanvoering van den Lt.-Kolonnel SORG
bij P em a n g k a t scherp gevochten, waarbij SORG sneuvelde. In 1853 hadden er
nieuwe gevechten bij S em in i s , S e p a n g en B e n t o e n a i plaats, gelijk ook in 1854
onder den Lt.-Kolonnel ANDRESEN, die B e n t o e n a i , S in g k a w a n g en D j in ta n g
vermeesterde. De heer Mr. A. PRINS werd in laatstgemeld jaar als Kommissaris
naar B o r n e o ’s W e s tk u s t gezonden, gelijk ook wijlen den heer J. H TOBIAS in
1821 Kommissaris van B o rn e o 's W e stk u s t was.
Mandhor, die met de beide andere geen gemeene zaak gemaakt
had, staande gebleven (1).
De Daijaksche bevolking, - welke zieh aan de Zuid- en Westkust
de B e a d jo e , aan de Oostkust de T ido en of O t -D a n om ,
en aan de Noordkust de Idaan noemt, - zoekt haar bestaan in het
vergären van dammar of hars, goud, stofgoud, k a ijo e -g a r o e ,
was, g e ta h -p e r tja , kapas, vogelnesteu, ijzer-erts en diamanten, -
het kappen van n ib on g -h ou t, ijzer-hout, b lan g iran -h ou t,
b an gk ir i-h oü t, en het snijden van ro tta n en k a d ja n g , — het
maken van rottan-matten, touwwerk, d jo ek on ’s en hoofddeksels,-
het bereiden van olie, tamarinde, en drakenbloed, - het zoeken van
b ezoar , — het plukken van n ip a—bladeren, - het smeden
van ijzer, - het vervaardigen van fraaije mandjes en voetmatten
(tik a r -k a k i), - het slijpen van diamanten, - het planten van
padi, tabak, peper, uijen, en het aanmaken of winnen van
zout. Ze spreekt verschillende talen of tongvallen, waarin ter
Zuid- en Oostkust eenige Javaansche woorden zijn opgenomen.
De wilde D aijak-stammen, als: de P o en an ’s , Maroet’s,
D o e sso n ’s en Kajan’s , bewonen de streken ten zuiden van
het koninkrijk Broen ai of B o r n e o -p r o p e r , en in sommige
wildernissen en groote wouden houdt zieh de stam der O t -
N jaw on g op, d .i. //menschen der mist of der duisternis.”
Dezen zijn nog veel woester en wilder dan de pas-genoemde
stammen, en laten zieh hoogst zelden zien. In de streken boven
Sambas en bepaaldelijk te S id e en g bew'eert men dat Daijak’s
met sta a r ten wonen, en een Europeesch ingezetene van
Sambas heeft mij verzekerd zoodanige menschen enkele malen
gezien te hebben. Het volkskarakter der Daijak’s is eerlijk
en gastvrij, doch ook tot luiheid, vadsigheid, onreinheid en
onzindelijkheid geneigd, en de kleine man is in den regel zeer
armoedig. De huwelijkstrouw wordt onschendbaar bewaard, en
de open bare zedelijkheid streng geeerbiedigd. Yoorbeelden van
(1) De k o n g s i e S a n t i a u w -K i o e is ingedeeld bij S am b a s , S em in i s ,
S e b aw ie en P em a n g k a t , en de . k o n g s ie T a ik o n g is opgelost in de
Assistent-residentie M o n tr a d o .