
zielen, waaronder 31 kinderen. De school was er voor 1851 met
100 leerlingen bevolkt, meerendeels kinderen van D j in t e o ’s.
Van de inlandsche Christen-gemeente te T i e , waar wijlen
den zendeling-leeraar hartig arbeidde, kon ik geene nnmerieke
opgave bekomen, en evenmin van de gemeenten te D en k a ,
O in a le , D e la , T a la i, K ek a , L e len o e , D io e , Oipautv,
B o k a i, Landoe en K o r b o ffo , dewijl de voormalige mees-
ters, de eemgen die tot het doen van zoodamge opgave m staat
waren, naar elders een goed heenkomen gezocht hadden. Het
getal inlandsche Christenen op het gansche eiland wordt echter
op 7000 geschat, en het getal D jin t e o ’s op 33000.
Laatstgemelde plaatsen heb ik niet mögen bezoeken, en zulks
om eene alles afdoende reden. De Rottinezen namelijk wisten
spoedig (1) dat de expeditie op Timor was afgeloopen, en dat
elk oogenblik de oorlogschepen met de Rottische hulptroepen
terug zouden komen. De koortsige spanning, waarin de achter-
geblevenen omtrent, het lot hunner zone’n en broeders, en de
vrouwen omtrent het wedervaren harer echtgenooten, aanhondend
verkeerden, ging nu natuurlijk over in een onwederstaanbaar
verlangen om te Baa de wederkeerende krijgers af te wachten.
Het gevolg hiervan was, dat de dorpen, om zoo te spreken,
ledig liepen, en ik dus voor gesloten deuren zou gekomen
zijn, of, met andere woorden, dat het doel van mijn bezoek
in die dorpen niet bereikt zou hebben kunnen worden. Mannen
(1) Hoe men op R o t t i toen reeds den ailoop der expeditie op T im o r en
de spoedige terugkomst der hulptroepen weten kon, is mij een raadsel gebleven,
dewijl er nergens aan de kusten van R o t t i een vaartuig van T imor geland
was om die tijding te brengen. Er schijnt bij de inlandsche bevolking, zoowel
in Nederlandsch- als in Britsch-Indien, eene wijze van post-komrannikatie of
telegraphie te bestaan, die nog niemand heeft kunnen verklären, en waarvan nogtans
het geheimzinnig aanwezen door talrijke voorbeelden zou gestaafd zijn. In Britsch
Indie (zegt men) zijn de jongste tijdingen uit Engeland en Europa reeds bij de
inlanders bekend, eer nog de mail-stoomschepen te C a lc u t t a , of M a d r a s, of
C e y lo n , of B om b a y met die tijdingen zijn aangekomen! Zoo ook (zegt men)
was onder anderen bij de inlanders op J a v a het sneuvelen van den Generaal
MICHIELS bij Kasumb a op B a li (24 Mei 1849) bekend, eer het stoomschip,
dat dadelijk met deze tijding en tevens . met het lijk naar Jav a stevende,
te S o e r a b a ija gearriveerd was!
en vrouwen eil kinderen van K o rb o ffo , R en g ouw , B ilb a
eu andere plaatsen, voorzien van kleine zakken met bras (011-
gekookte rijst) en andere levensbehoeften en versnaperingeu, zag
men bij hoopen längs de wegen trekkeu en naar Baa afzakken,
en, toen ik den volgenden dag (12 Sept.) te Baa genaderd
was, zag ik het strand weder vol menschen, die naar de oorlogschepen
uitzagen en hun bivak onder de boomen in het
witte oeverzand hadden opgeslagen. Daar ik met de Celebes
moest afreizen en, - zoo ik deze gelegenheid liet voorbijgaan, —
waarschijnlijk 110g vele maanden op R o tt i of Timor zou hebben
moeten blijven, eer er zieh weder een gelegenheid tot vertrek
zou opdoen (1 ), zoo was ik wel verpligt om te Baa te blijven,
alwaar op den IG*1™ September de C eleb e s en L an sie r met
het meerendeel der hulptroepen van P a r itt i aankwamen. Spoedig
waren de beiden ontscheept en door honderdeu der wach-
tenden omringd, die met uitbundige vreugde den goedeu afloop
der expeditie en de bijzondere bewaring der strijders vernamen,
waarvan er slechts 2 gesneuveld en 5 geblesseerd waren. De
manhafte krijgers, die (het zij in het voorbijgaan gezegd) even
als de Timorezen zeer goed sehieten, doch zieh altijd achter
boomen of klipsteenen verbergen, waren opgetogen over hun
p o e la n g deri prang (t’huiskomst uit den oorlog), en de
lladja’s van Tie en Denka zongen met hunne manschappen,
en met de gewezen sohoolkinderen van Denka, die te Baa ver-
eeuigd waren, allerlei schoolliederen en zelfs een Psalmgezang.
De Radja van Denka vroeg mij, of ik het gezang der school -
jeugd mooi vond, hetgeen ik gaarne bevestigend beantwoordde,
en daarop sprak hij verheugd tot de kinderen: )) Toean deik
m e lo lle ” (Mijnheer zegt dat het mooi is.)
Doch ik heb nog iets mede te deelen, hetgeen aan den
datum der terugkomst der Rottische krijgers voorafging. Toen
ik namelijk op den 12den September te voren in de L od jie
(1) In 1855 was T im o r nog niet, gelijk tbans, begrepen onder de plaatsen,
die de partikuliere stoomscbepen van den beer DE VRIES maandelijks aandoen.