
sehatting voor den landbouw vraagt, is niota gekomon. Ik hol)
dus niot anders meer te seggen, den dat or in 1854 in de
residentie C he ribon 3Ö9,85ß klapperboomen, 18 houtbossehen,
1 «83,813 karbouwen, 3,388 runderen, en 88,110 paarden
werden aangetroffen, en dat bet produkt van padio belieb
8,533,258 pikols, van koflij 41,550 pikols, van suikor
180,858 pikols, van indigo 88,918 ponden, van theö 184,033
pondon, en van Cochenille 1800 ponden.
Intusschen zijn we te T a n k il gekomen en rijdcn nu vcrder,
door de kotta C h o rib o n , en längs de dessa’s Moendo, P a n -
g e ra n g a n , Gab an g of Gebang en anderen, tot aan de
dessa en rivier L o ssa rie . BijnÄ al dezc dessa’s zijn visschers-
dorpen, en de dessa Moendo heeft zelfs eenigen naam
verv or\ en, dewijl liier de bekende en algemeen gezöchte
'' ikan-proet ’ of buikvisch gevangen, ingezouten en gedroogd
vvordt. Het is echter alleen de buik van dezen visch, die als
lekkernij geroemd vvordt, en van hier is zijn naam van ikan-
proet of buikvisch afgeleid. — Van het distrikt Gebang weet
men, dat het in vroeger jaren een prinsdom was van den sultan
van C h e rib o n , en nog in het begin der 19d,‘ eeuw door een’
van den sultan afhankelijken pangherang of prins bestuurd werd.
De rivier L o s s a rie (zoo leest men in het Tijdschrift van N.I.,
Jaargang 2, D. 1) is van ouds de scheiding tusschen westelijk
en oostelijk J a v a , of van het rijk van B a n tam , J a k a t r a ,
B u ite n z o rg , K raw a n g , P r e a n g e r—la n d e n en C h e rib o n .
Onder de Oost-Indische Compagnie rekende men dat het eigen-
lijk J a v a eerst een’ aanvang nam aan de oostzijde der Los-
sa rie -riv ie r.” Doch aannemelijker is het, dat in de oudste
tijden de grens tusschen de rijken P a d ja d ja ra n g en Modjo-
p a h it de rivier P am a li of T jip am a li geweest is, die tusschen
de Lossa rie -riv ie r en de hoofdplaats van B reb e s, eene
afdeeling der residentie Taga l, uitvloeit; gelijk de Heer Dr. v a n
HoeVELL in gemeld tijdschrift heeft,opgemerkt.
Aan de overzijde der L o s s a rie , die we met een sassakh
passeten, bevimhm we ons in de met 291,030 zielen bevolkte
residentie:
TAGAL.
De postweg, dien we van de hoofdplaats C h e rib o n tot aan
de L o s s a rie gemaakt hebben,, en dien we nu vcrder volgen
mocten om de hoofdplaats Tag al te bereiken, is p. tn. 17
uren gaaus lang, en loopt aanhoudend over een vlak en laag
terrein digt längs het noorder—strand, zoodat we meestal
een vrij gezigt op zee hebben. Intusschen is deze weg on-
aangenaani en vervelend. Slechts enkele visseheißdoipen, zoo
als Kloewook en L am b a n g a n , welker kleine huisjes e.i uit-
geliangcn netten door de morgenzon besehenen worden, eneen
vloot van mayangs of pinken, die ter vischvangst uitgaau of
uit, zee terugkeeren , benevens uitgestrekte kreupelhout—bossehen,
waarin zieh vele wilde varkens ophouden, geven den reiziger
eenige afleiding, — zooinede groote kudden of scholen van tamrne
eenden, die even als schapen door een’ inlandsehen drijver (toe-
kan-bebek) geweid worden, en hier en daar soms een wild
varken (babie—oetan of tjilling), dat uit het kreupelhout te
voorschijn komt. Ook het eentoonig geklots der baren, die op
het strand breken, en het klagend geschreeuw der meeuwen en
andere zeevogels, die over het modderig en moerassig land
heen en weder strijken, beginnen hem op den langen duur ver-
drietig en zwaarmoedig te maken, en zelfs het gezigt der talrijke
riviertjes en uitwateringen, die längs läge boorden heenvlieten,
en der menigte van houten bruggen, die hij telkens overrijdt,
drukt zijn’ geest ter neder. Alles is hier eenzaam, treurig en
doodsGh. Nogtans jaagt bet telkens verwisseld vierspan moedig
door, en voert hem eindelijk over de lange b rag , die de
beide oevers der breede T jip am a lie vereenigt, in de vrij-groote
en volkrijke negorij B re b e s , de hoofdplaats van het Begent-
sebap, betwelk hij met zooveel verdrietelijkheid is doorgereden. Nu
wordt het gelaat der natuur weder vriendelijk en lacht hem de
schepping weder tegen. Onafzienbare padie-velden vertoonen
10