van T a g a l, bevatte, - terwijl de vlakte van S in g o -S a r ie , nu
M a lan g , ouder het bestuur was van een’ der zonen van den
reeds genoemden s o e b a p a t t i , en de landsehappen Bezoekie en
Banjoewangie onder de vorsten van het eiland B a li stonden.
De keizer ( p a k o e - b o e w o n o II) belegerde 6 inaanden lang de
stad S am a ran g , doch werd door de onzen met bijstand van
t jo k r o—d t n in g r a t , Pangherang van M ad u ra , geslageu en ver-
jaagd. Tuen liierop de Nederlandsche kommissarissen t h e l in g
en VERi.TSSEL den keizer bewogen om onze zijde te kiezen,
wierp hij wel de schuld zijner trouwelooze liandeling op den
prins n o t o - k a s o e m o , die daarop naar C e ilo n verbannen werd,
doch moest hij toch het eiland Madura, de N o o rd e rs tra n d e n
van J a v a , en al het land van So e rab aija af tot B a lam b an -
gan of B an jo ew an g ie toe, en desgelijks S am a ran g , J a p a ra
en R em b an g , aan de 0 . I. Compagnie afstaan. De Chinezen
verkozen toen een’ anderen keizer, zekeren Maas g r e n d i e ,
kleinzoon van den geslagen keizer, vermeesterden K a rta so e ra ,
en riepen Maas g r e n d i e , bekend onder den naam van den
Chineschen k e iz e r, op den 30 Junij 1742 tot keizer uit.
Doch weldra moest g r e n d i e voor den pangherang van Mad u ra
de vlugt nemen, en wel naar K e d ir ie , (even als p a k o e—b o e -
w o n o I I kort te voren voor de Chinezen naar P o n o ro eo
gevlugt was), onderwierp zieh op den 3 October 1742, werd
naar Ceilon gebannen, en p a k o e b o e w o n o II op zijn’
troon hersteld. De Pangherang van M ad u ra , die misschien
zelf dien troon van Ma ta ram begeerde, viel toen der Compagnie
af, nam P am ak a ssan en Sumanap op M ad u ra , ver-
woestte de landen van Soerabaija en R em b an g , en drong
tot K a rta so e ra door. Door de onzen verslagen, vlugtte hij
met zijn beide zonen r a n a en s a s r a naar B a n jie rm a s in op
Borneo. Doch door den sultan van B a n jie rm a s in weder
uitgeleverd, werd hij naar de Kaap de Goede Ho o p , gelijk
zijne zonen naar C e ilo n , verbannen.
Na deze gebenrtenissen begonnen m a n g k o e - b o e m i , broeder
van p a k o e - b o e w o n o I I , en prins m a n g k o e - n e g o r o , ook Maas
s a id geheeten, zieh als mededingers naar de kroon van M ataram
op te werpen. Met eene aanzienlijke strijdmagt vereenigden ze
zieh te P a ttie en Jo an a in J a p a r a , en drongen tot de nieuwe
hoofdplaats So e rak a rta door. M a n g k o e - b o e m i verhief zelfs
zijn’ zoon tot kroonprins (P a n g h e ra n g—A d ip a tti) van Mata ram,
nam voor zieh den titel van keizer van Mataram aan,
en liet zieh als zoodanig door zijn’ aanhang huldigen. Intusschen
was de majoor v a n h o h e n d o r p p , die, onder het bestuur van den
opperlandvoogd v a n im h o p f , gouverneur van Ja v a ’s noord-oost-
kust geworden was, naar het hof van Mataram vertrokken,
alwaar de keizer, - oud en verzwakt, en verstoord op zijn’ zoon,
den kroonprins, en hem dus niet tot zijn’ opvolger begeerende, -
hem, gouverneur, op den 11 December 1749 het Rijk van
Mataram voor de Compagnie afstond, en 20 December 1749
overleed. De Compagnie had nu wel 5 dagen vddr dit overlijden
den hij zijn’ vader in ongenade gevallen kroonprins het Mataram-
sche Rijk als leengoed opgedragen, en hem als Soesoehoenan
p a k o e - b o e w o n o I I I doen nitroepen, doch m a n g k o e - b o e m i en
Maas s a id of m a n g k o e - n e g o r o hielden den oorlog nog 16 jaren
lang gaande, tot dat het eindelijk den nieuwen gouverneur
van Java’s noord-oost-kust, n . h a r t i n g h , gelukte om met prins
m a n g k o e - b o e m i tot een vergelijk te komen. De Compagnie be-
werkte toen eene verzoening van den prins met den jongen keizer,
zijn’ oom, en deze stond hem de helft van zijn rijk Mataram
vrijwillig af. Kort daarop werd nu m a n g k o e - b o e m i in 1755 door
h a r t in g h te G iri of Gamping tot sultan van het halve Mataram-
sche rijk gehuldigd onder den naam van h a m a n g k o e - b o e w o n o I.
De nieuwe sultan vestigde den zetel van zijn rijk in de provincie
Mataram, ter. plaatse, waar het dorp Djokjo ten zuiden van
den berg Merapi bij G o e n o n g -K id o e l, ten westen der rivier
Oepak, gelegen was, bouwde een’ kraton en noemde de plaats
D jo k jo k a rta . — Twee jaren later (1757) op den 17den Maart
onderwierp zicli eindelijk ook m a n g k o e - n e g o r o , en de Compagnie
gaf hem eenige landen van S o e ra k a rta in Kad o ew an g , Ma-
te sse en Loro met 4000 t j a t j a ’s (gezinnen) in erfelijk gebied,
17*