dezen heuvel gelegerd, - en zdd menigvuldig waren de kogels en
pijlen der strijdenden, en zoo dik en digt de rook en damp
van het buskruid, dat de heuvel er door verdonkerd werd ! . . .
Ter gedachtenis aan dezen kamp, dien de Malangers verloren,
heeft men den heuvel G o e n o n g -g la p of „ donkeren berg”
genoemd. Nabij dien heuvel ligt de dessa Moendoroko,
welke naam „ a c h te ru itg a a n ” of H te ru gw ijk e n ” beteekent,
en, volgens de overlevering, aan die dessa gegeven werd, omdat
de Malangers, den strijd op den heuvel verloren hebbende,
genoodzaakt waren terug te wijken.
Doch het wordt tijd, dat we S in g o s a rie verlaten. Wehebben
nog een en ander in den omtrek te bezigtigen, waarvan
we uit den mond der Inländers reeds enkele bijzonderheden ver-
nomen hebben, en rijden dus naar de pondoppo van Lawang.
Ze staat niet ver van den rijweg op het hoogste punt tusschen
P a s sa ro e a n en M a la n g , en biedt ons een fraai vergezigt op
S tr a a t-M a d u r a , den Sm e ro e , den A rd jo en o , het Ten-
g erscli gebergte, en de bekoorlijke landstreek rondom ons.
ikmdom de pondoppo staan eenige Hindoe-beelden tusschen
bloemen en rozenstruiken geschaard, en in de nabijheid weit
eene bron haar frisch en helder water op. Dat water stört zieh
in een breede kom of bekken, en noodigt ons tot baden uit.
Iets verder zien we een spelonk, en daar binnen eene kom,
die met helder water gevuld is. Het is de G o a -P o llam a n ,
d .i. de grot of spelonk P o llam an . In de waterkom dartelen
kleine vischjes, ik a n—wader geheeten, die, zoo als gewoon-
lijk, voor tab o e of heilig gehouden worden. In den omtrek
is nog een spelonk, die G o llo—Gollo heet,. en in eene groote
rots door de natuur, en misschien ook deels door menschen-
handen, geformeerd is. Volgens de sage, zou die spelonk in
oude tijden door een’ heiligen of kluizenaar (Betapa) zijn be-
woond geweest, en om deze reden wordt er ook, zoo als ge-
woonlijk, door de Javanen geöfferd. In de binnenruimte der
grot, die er als een verwulfde grafkelder uitziet, bespeurt men
de opening van een’ naauwen' en stik-donkeren gang, en de legende
beweert, dat die gang tot aan S in g o s a rie doorloopt en
eenmaal aan bovengemelden prins p o e s p i t ö gediend zou hebben,
om de prinses van S in g o s a rie ’s hof, de ons bekende d e w i e -
k i l i e —s o e k t j i e , in stilte weg te voeren. Wijders ziet men
eenige oiferschalen en een’’ ouden offersteen. In dezen steen zijn
twee indrukselen, die door langzame uitslijting schijnen ontstaan
te zijn, en al weder zegt de sage, dat deze indrukselen door
menschelijke knieen veroorzaakt zijn, - de knieen namelijk van
den vromen kluizenaar, die er zijn gebeden en verzuchtingen
plagt op te zenden. Den naam van dien fakir weet men niet
te noemen, maar de man moet zoo vroom en heilig geleefd
hebben, dat zelfs de tijgers eerbied voor hem hadden, en ook
zijn lijk ontzagen, toen hij eindelijk gestorven was! . . . .
Op eenigen afstand van de grot G o llo -G o llo vindt men
nog een frissche bron en badplaats te W in d it, in welks nabijheid,
namelijk te W in d it- la n o n g a n , een Lingam staat.
Deze badplaats boezemt den Javanen grooten eerbied in , omdat
(volgens hen) haar helder water eene wonderdadige kracht moet
bezitten, en de geest eener' prinses, die hier in vroeger eeuwen
altijd plagt te baden, nog aan den zoom der bron onder
de waringienboomen rond zou waren.
En nu hebben we alles vermeld, wat ons als belangrijk
en hezienswaardig was opgenoemd. We keeren naar .ons rijd-
tuig, dat intusschen weder ingespannen is, terug, en bereiken
weldra de hoofdplaats Malang der Afdeeling van dien naam.
Aan den ingang der kotta, welke als het wäre tegen den heuvel
B o rin g leunt, en op den achtergrond de bergen Smeroe en
K o e n to e l in een ver verschiet laat zien, staat een uitmun-
tende p a ssan g rah an , die teil gerieve der vreemdelingen tot
logement is ingerigt, en hiertegenover zien we een blokhuis,
hetwelk in 1856 in een gezondheids-etablissement veranderd
is. Eenige honderd schreden verder zien we een groote