
pot, om de groenten te koken, (Tjientais: liefhebben, en leich
is: vloeijen), - omdat, toen de prins dien pot omverwierp ,
tränen van liefde längs zijn aangezigt vloeiden; —■ K oedjang of
K o e d jo n g -k o e d ja n g , d. i. kapmes, - omdat hier het kapmes
(koedjang) lag, waarmede de prins aan de praauw arbeidde; —
en eindelijk G o e n o n g -w a u g ie , d. i. welriekende berg, omdat
hier al het gebak (kwee-kwee) werd omvergeworpen, dat voor
de bruiloft moest dienen, en waaruit de benzoin-boom (kenen-
jang) zou ontstaan zijn, die op dien berg groeit.”
De legende voegt hierbij nog iets betreifende de rivier-spruit
T jip en g a san h an , die vuil en oudrinkbaar water heeft. De
reden hiervan zou volgens de legende zijn, dat de prins dit
water gebruikt heeft voor den slijpsteen zijner werktuigen en ge-
reedschappen. —■ De tunnel, genaamd S a n g ia n -T ik o ro , d. i.
in het sundasch: bovennatuurlijke opening, is ons reeds bekend.
De rivier T jita rum loopt er 20 minuten lang doorheen.
Deze tunnel nu zou de tikoro of opening zijn, die de
prins, volgens de sage, gemaakt zou hebben, om het water
der rivier door te laten, totdat de dam, dien hij tot het
uitdiepen van het meer noodig had, gereed zou wezeu. __
Ziedaar de wonderlijke legende. Laat mij ze mögen afwisselen
door hier eenige half-historische en half-traditionele berigten, die
we ter boven aangehaalde plaatse aangaande den ouden tijd, vau
Kraw an g vermeld vinden, met eenige verkorting over te
nemen.
De afdeeling Krawang dan heette vroeger Ban g k a -S um a -
dang en was een onbewoond landschap. Toen h a s s a n -o e d i e n ,
zoon van sjech i b n m o e l a n a , (die we beiden reeds hooger genoemd
hebben) het rijk van P a d ja d ja ra n g of P a k u a n -p a d ja d ja ra n g
in de 14(le eeuw veroverd had, werd Krawang, dat toen nog tot
Sumadang in de P re a n g e r-B e g e n ts c h a p p e n behoorde, de
grens' tusschen C h e rib o n , waar h a s s a n - o e d ie n ’s vader regeerde,
en tusschen het landschap B a n tam , en werd die grens
bepaald door de rivier T jita rum . Doch in 1520 werden al
de westelijke provincien van Jav a door so eu a - m e n g a l a of
s e n o - p a t t ie—b a l e k , Hoofd van KediTie, aan het rijksgebied
van Mataram in het zuiden van J a v a onderworpen, zoodat
de sultans van C heribon, afstammelingen van m o e l a n a , sedert
dien tijd aan den • sultán a g o n g van Mataram ondergeschikt
zijn geworden. Toen kort daarna, een prins van Bantam,
pangherang n a g e e—a g o n g zieh, zonder verlof van M a ta ram ,
ten oosten der T jita rum in eene kampong H o ed o o g -
oedoog, met de zijnen gevestigd had, werd het Hoofd
van W ie ra -s a b a (in de residentie S o e rab a ija ), genaamd
a ria s o e r e n g - r a n a , door Mataram’s sultán s e n o -
p a t t ie - in g e l a g ö in 1565 uitgezonden, om dien bantamschen
prins te verdrijveu. De Aria vertrok, liet in het distrikt
T jia ssem in het Krawangsche eenigen zijner volgelingen achter,
stichtte in dit distrikt de kampongs W a r iu g ie -P ie to e ,
P a r a k a n - s a p ie en I la d ia r s a , voerde zijnen last niet u it,
en zette zieh in Krawang ueder, zonder tijding naar Mata
ram te zenden. (De afstammelingen van den Aria zouden
nog in de kampong en het distrikt H a d ia rs a ep in Tjiassem
gevestigd z ijn, en de javaansche taal bewaard hebben, terwijl
in geheel Krawang en al de westelijke landschappen van J a v a
de Sunda-taal gesproken wordt.) De keizer van Mataram
zond nu in 1567 een’ ander’ met gelijken last naar Kraw an g
heen, namelijk den regent van Galoeh, a d ip a tti k a r t a—
b o e m i e , die tevens in last had om eene volkplanting bij de
T jita rum te stichten. Deze regent volbragt de ontvangen
bevelen, en verdreef den prins van B an tam , doch zijne
volgelingen vermengden zieh met de volgelingen van den
verdrevene. De gevlugte bantamsche prins sneuvelde later in
een gevecht bij de rivier T jib e u rum , (en verwde deze rivier
met zijn bloed, van waar de naam T jib e u rum (rood water)
zou afkomstig zijn). De overwinnaar bragt hierop het hoofd van
den verslagen prins naar M a ta ram , en zijn broeder d a l em -
k o e n d o e r o e a n—tam b o k—Boija bleef in Krawang achter, en
stichtte de kampong Ka raw an g ter plaatse, waar twee door