
fort Boe ijo la lie en de dessa, die er tegenover ligt, en zien
eindelijk tusschen K a lie ta n en P e n g in g den postweg zieh in
twee armen of takken verdeelen. De zuidwaarts gaande arm
voert naar D jo k jo k a r ta , en de oostelijk loopende arm naar
S o e rak a rta . Juist aan dezen tweesprong of kruisweg staat een
fraai lusthuis van den Soloschen keizer, doch ruim 100 jaren
geleden stond hier het paleis of de vermaarde kraton Karta-
' soera van het vorstenliuis van M a ta ram , en was er ook de
hoofdplaats der residentie S o e ra k a rta , welke thans 3 uren
oostelijker gelegen is. Aan deze herinnering paart zieh van zelfs
eene andere, namelijk de herinnering aan het jaar 1686, toen
de nederlandsche bezetting te K a rta so e ra , onder bevel van kapi-
tein t a k , door de troepen van den bekenden s o e r a p a t i gruwzaam
werd vermoord, - en tevens aan het jaar 1741, toen de hollandsche
sterkte door den Soesoehoenan van Mataramgenomen werd.__
Als we later in de residentie Pa ssa roean komen, zullen we
het graf van dezen s o e r a p a t i bezoeken en een en ander van
zijn’ romantischen levensloop vernemen.
Voorbij het onde K a rta so e ra of liever voorbij het tegen-
woordig lusthuis van den keizer van S o lo , wordt de postweg,
die tôt heden toe wel aangenaam mögt heeten, al meer en
meer bekoorlijk. Een eind weegs verder zijn we onder ’t liefelijk
lommer eener dubbelde rij van hooge tamarinden, die met
hun fijn—gevormde en licht—groen gekleurde bladeren de feile
zonnestralen vriendelijk onderscheppen en koelte en frischheid
in den omtrek spreiden. We zijn in de sehoone allée, die als
het wäre de oprijlaan vormt der keizerlijke hofstad. Maar
diepe weemoed vervult ons bij ’t aanschouwen der vele ongeluk-
kigen, die men in deze laan als bij elken boomstam aantrefl.
We zagen er reeds velen, zoodra we op Solosch grondgebied
gekomen waren, en vooral ook te K a lie ta n . Bij elke poststation
of verspanningsplaats kruipen ze naar den vreemdeling
toe om hem een aalmoes te vragen. Maar hoe nader bij de
hofstad van den keizer, zoo meer ongelukkigen en ellendigen.
Ik zal de vreeselijke en ongeneeslijke kwalen en ziekten niet
uoemen, waaraan die ongelukkigen lijden; - ik zal ook niet
vermelden, wat ontzettend schouwspel ons in ’t la z a r e tto te
So e rak a rta wacht, als we dat inlandsch privaat hospitaal bezoeken.
Een gevoel van onverwinnelijk afgrijzen en walging
overmeestert ons, e n , terwijl we een aalmoes reiken, moeten
we het oog met huivering van die diep-rampzaligen afwenden!
Eindelijk rijden we de kotta S o e ra k a rta binnen, en worden
door den kolonnel, thans generaal-majoor, den heer b u s c h k e n s ,
resident vau Solo (1852), gastvrij ontvangen. De kotta is
een vrij-groote stad, met drie breede en nette wegen, en vele
straten, dwarsstraten en stegen, en door de Pépé-rivier
doorsneden. Aan de overzijde dezer rivier is de Chinésche
kamp, rondom de groote passer. Ten oosten van het geduchte
fo rt, door een sterk garnizoen bezet, is een sehoone allée van
hooge tamarinden. Eene dergelijke allée loopt rondom het fraaije
vierkante exercitie-plein heen. Bijna regt tegen over het fort
staan het residentiehuis en een weinig verder het tooneelgebouw.
Aan weerszijden van het residentiehuis en voorts in de hoofd-
straten der stad zien we fraaije europésehe huizen, waaronder er
zijn, die we kolossaal' en prächtig noemen. De stad is sterk
bevolkt en telt p. m. 100,000 inwoners. De Protestantsche
gemeente telt er (1852) 1045 leden, waaronder 284 ledematen
der kerk en 474 kinderen. De gemeente heeft een’ predikant,
eene nette en vrij-ruime kerk, die in 1832 gesticht werd,
en twee kerkhoven, waarvan het eene reeds vol graven is. De
keizer van Solo leide den eersten steen van de kerk, en gaf
den grond ten geschenke waar het gebouw is opgerigt, en al
de prinsen van het hof droegen tot de stichting bij ! Ik heb
van dit feit reeds te Che ribon gesproken, maar herhaal het
nog eens, omdat het ons doet zien hoe verdraagzaam de
Javanen zijn , al zijn ze ook belijders van den Koran. Trou-
wens weet men, dat de Muhamedanen ook j e z u s als profeet,
en wel met uitzondering van m a h o m e d als den grootsten profeet
vereeren. Des avonds ten 7 ure wordt er in elke missighiet of
moskee een gebed tot N a b i i s a , den Profeet j e z u s , opgezonden.