
door Verscheidene terrassen boven elkander omgeven, en rijkelijk
versierd met afbeeldingen eu b a s re lie f van mannen, vrouwen,
dwergen, olifanten, varkens, urnen, vazen, p o n d o p p o ’s ,
boomen, lo tu s - en p a dm a - of saijo-koesoemo-bloemen.
Eenige geisoleerde vrouwen- en mannenbeeiden, die op kleine
afstanden in den omtrek op Padmasan a’s staan, hebben tiara’s
of kroonen op het hoofd, bandelieren over de borst, en g la n g ’s
of ringen om de armen en beenen. Op drie vakken ziet men
brandstapels of houtmijten afgebeeld. Eenige menschen staan of
liggen in de vlammen, terwijl boven de vlammen van een’ der
brandstapels eene vrouw, - misschien s i t a , wier afbeelding we
te P e n a ta r a n in K e d irie zagen, - gebeiteld is, die als in
de lucht schijnt te zweven. Achter den tempel ziet men nog een
reusachtig beeid, dat aan de beide bovenarmen vier onderarmen
en vier handen heeft, en voorts nog drie Bana spa ti-koppen,
wier aangezigten er woest en verschrikkelijk uitzien. Digt bij
den tempel, die een’ Braminschen oorsprong schijnt te verraden,
staat nog een kleiner Tjandi, die echter geen versieringen heeft,
doch overigens in denzelfden tränt gebouwd is als de Djago-
tem p e l, en als de tempels van Singono en S in g o re d jo , die
(zoo als gezegd is) ten znidwesten van de hoofdplaats Malang
gelegen zijn.
Tegen het vallen van den avond waren we weder te Malang
terug, en onthaalden ons-zelven in den passangrahan op de be-
roemde oranje-appelen, die de Malangsche bodem zoo mildelijk
en van de beste kwaliteit oplevert. Den volgenden morgen
bezochten we een’ Javaanschen kunstenaar, wiens bamboe-hutje
ons werd aangewezen. We vonden hem met een p a n g o t of
klein mesie in de hand druk-bezig aan het bewerben. van zekere
zachte en geelachtige steensoort, die in de nabijheid der oude
Hindoe-tempelen wordt opgegraven en tot de krijt- of kalk-
steensoorten schijnt te behooren. Verscheidene voorwerpen, die
hij in gereedheid had, bood hij ons te koop. We zagen een
aantal linealen, papiev-leggers en andere artikelen meer, doch
vooral bewonderden we zijn talent in het namaken in miniatuur
van Hindoe-tempelen en Hindoe-beelden. Hierin is hij een
meester, en op de tempeltjes, die hij met zijn p an g o t be-
arbeidt, vindt men al de lijsten, vakken, kapiteelen, friesen,
nissen, groepen, beeldjes, bloemen en figuren weder, die men
te S in g o sa rie , K id a l, Djago en elders op de tjandi’s ziet.
Ook de beeiden van s iv a , d o e r g a , g a n e s a en anderen weet
hij in het klein zoo keurig na te snijden, dat men er misschien
„een srebrek of font aan toonen kan. Geen wonder, dat men
Ö Ö
in de huizen der Europeanen te M a lang en te P a ssa ro e an
gemeenlijk een of ander voortbrengsel van den Malan g sch en
kunstenaar aantreft.
Overigens vindt men te Batoe in de nabijheid van Malang
een’ koffijpelmolen en uitgestrekte koffijtuinen, en voorbij dit
Ba to e , op den weg naar de dessa N g a n ta n g of An tan g ,
eenige Hindoe-beelden en vazen, en een’ met Kawi-woorden
beschreven steen. Niet ver van daar is een schoone waterval,
die 84 (of volgeus anderen 130) voet hoog is, en wijders eene
zo u tb ro n . De gezegde dessa ligt in het distrikt N g a n ta n g ,
bij den 1,952 voet hoogen berg A n tan g , welk distrikt aan
het KLawi—gebergte grenst en in 1811 door den maarschalk
d a e n d e is aan den keizer werd afgestaan.
En hiermede verlaten we nu de afdeeling M a lan g , keeren naar
Pa ssaroe an terug, om den volgenden dag onze reis voort te
zetten naar de met 537,105 zielen bevolkte residentie.
B E Z O E K IE .
Ik had misschien wel eerst, en voor dat ik Bezoekie noemde,
van de residentie P rö b o lin g o mögen spreken. Dewijl echter
P ro b o lin g o pas in 1856 tot eene residentie verheven is , en
in 1853, toen we het bezochten, nog eene afdeeling of assistent-
residentie van Bezoekie was, zoo achtte ik het beter om nu
nog van P ro b o lin g o als van een assistent-residentie van
25*