
staaii. Dan wordt bet, door eene opening in liet dijkje, in pittak
- • 2 gelateu, en daarna de opening gesloten, om pittak N°. 1
op nieuw met versch zeewater te vullen. Na verloop van p. in.
8 dagen wordt het water uit pittak N°. 2 in pittak N°. 3 gelaten,
en na weder p. m. 8 dagen, uit pittak N°. 3 in pittak
N \ 4 - Deze vierde pittak is de kristalliseer-pittak , en lieeft
een’ vlakken en vasten bodem. Zijn er nu nog eens p. m. 8
dagen verloopen, dan is het water, dat aanhoudend door de
zon besehenen en aan de lucht is blootgesteld, geheel verdampt,
en blijven de zoutdeelen ter hoogte van 1 ä 2 duimen op den
bodem liggen. Het blijkt dus, dat men ongeveer eene maand
tijds noodig heeft om 66a pittak zout te verkrijgen, of liever
dat het mgelaten of ingeschepte zeewater eerst na verloop van
p. m. 30 a 35 dagen geheel verdampt is.
De aanblik dier uitgestrekte met enkel zoutpanuen over-,
dekte vlakte, waarbij we ons thans bevinden, is gansch uiet
bekorend. Ze heeft een treurig en doodsch voorkomen. Op de
zilte velden heerscht eene akelige stilte, alleen somwijlen afge-
broken door het geschreeuw der hoog-zwevende roofvogels
oe long—oelong en alap—a la p , of van eenige meeuwen längs
de dijkjes. Geen kruid, geen bloem, geen grasscheut groeit er;
alles is dor en woest. Geen boomen, geen groen, geen vee, zelfs
geen g la g a - of a llang-sprie t of wilde struik in ’t ronde! Ieder
vak met zijn witte bedding en donkere dijkjes schijnt een lijkwa
met zwarte rouwranden omzoomd! En als men, over die vakken
of beddingen heen, daar ginder de groote kampong P a ra d e s s i
ziet, beklaagt men hare inwoners, dat ze zoo eenzaam en verlaten en
droevig hunne dagen moeten slijten. Idoe meer we echter de hoofd-
jilaats van Eembang naderen, zoo aaugenamer en levendiger wordt
de omgeving. Ten noorden brult de zee en beuken hare baren
het läge strand. Ten zuiden ligt het bergachtig terrein, dat de
residentie van het oosten naar het westen doorloopt. De flanken
en zelfs de ruggen van dat gebergte zijn hier en daar beplant en
bebouwd, of met geboomte en hooge struiken begroeid. Einde-
lijk passeren we eenige läge heuvelen, waarop vele kambodjaw
' ü m