
in een' omtrek of kring van ongeveer 3 ä 4 voet in diameter
• digt bij elkander lagen uitgespreid.
Vernuftig schijnt een zeker kunstmiddel der inlanders ora,
wanneer er iets gestolen is , den dief uit te vinden. Men bedient
zieh hiertoe (zegt men) van een pop, die Nenej-Tjioeng beet. Het
aangezigt dezer pop bestaat uit een’ halven klapperdop, waarin
oogen, neus en mond gesneden zijn, en de kleeding is met arang
(lioutskool) of merang (gebrand padie—stroo) zwart gemaakt. De
kunstenaar en zijne Satelliten weten op verborgen mauier en tot
verbazing der toeschouwers de pop te laten dansen. Eondom
hen zitten in een’ kring al degenen, die tot het huis of erf
van den bestolene behooren of in den naasten omtrek woneu.
Onder het dansen der pop zingen de bezweerders een langzaam
en eentoonig deuntje, waarin nenej-Tjioeng aanhoudend verzocht
wordt om den dader aan te wijzen. De dief, zoo hij aanwezig
is, begint n u , bijgeloovig als hij is , beangst te worden, en
zijn angst wordt op zijn gelaat zigtbaar. Natuurlijk wordt dit
oogenblik door de hoofdpersonaadjen bespied, en de nenej of
„ onde vrouw” tjioeng danst nu ook natuurlijk naar den dader toe.
Een meer algemeen kunstmiddel, om den dader van een’
diefstal te ontdekken, is de proef met drooge ongekookte rijst
of bras. De dader is hij, die (misschien als een gevolg van
zijn’ angst,) deze bras niet met toereikend speeksel bevochtigen
kan, en ze dus ook niet kan doorslikken. De hadjie of priester
doet vooraf eenige gebeden en bezweiingen, en moet natuurlijk
voor zijne moeite betaald worden.
Den postweg van Sumad an g naar K a ra n g -S am b o n g
vervolgende, komt men längs T jib e u rum en T jib a n d a op een
belangrijke hoogte, welke door een voorgebergte van den T am p o -
mäs gevormd wordt. Als het weder helder is, wordt den
reiziger op deze hoogte een panorama aangeboden, dat hij
nimmer kan vergeten, Ik bedoel het prächtig uitzigt op de
landstreek van In d ram a ijo e , eene afdeeling der residentie
Ch e rib o n . Een onafzienbare vlakte vertoont zieh plotseliug en
diep beneden hem aan zijn oog, en, zoo ver de blik reikt,
ontdekt hij niet anders dan sawah-veld op sawah-veld, waar
tusschen zieh allerwege kampongs en boschjes en groote geisoleerde
boomen verheffen, terwijl op honderd en honderd plekjes
rookkolommen welven, die uit eenzame en ginds en her ver-
strooide huisjes omhoog stijgen. Nog veel prächtiger is het
schouwspel, wanneer men het oogenblik mag treffen, waarop de
nevel langzaam optrekt, die nog pas te voren het landsehap ge-
heel verborgen hield. Dan is het als of er door een onzigtbare
hand een gordijn wordt weggeschoven, een sluijer opgeheven; en
hoe verder de gordijn zieh opent en de sluijer zieh oprolt, des
te meer en te verder en te wijder vertoont zieh de vlakte,
tot dat ze eindelijk in haar volle schoonheid en rijkdom open-
ligt. Het is als een droombeeld. Eerst een grijze nevel, die
alles rondom u bedekt, en straks daarop de schoonste natuur
in al haar heerlijkheid! . . . Menigmaal echter zijt ge op deze
hoogte of zelf door wolken omringd, of ligt de .vlakte beneden
u in een zee van ondoorzigtbare dampen verzonken.
Van K a ra n g -S am b o n g , welk woord u verbonden steen of
vereenigde rots ” beteekent., heb ik hooger reeds gesproken.
Hier digtbij is, aan de rivier T jim a n o k , die bij n den hoek
van In d ram a ijo e ” in zee stört, het almede reeds genoemde
T o m o , met zijne zout- en koffijpakhuizen, 2 ä 3 europesche
huizen en kleine schans of redoute, op den zoom der vlakte van
C h e r ib o n , gelegen. §§|jEn aan den oever dezer rivier geko-
men, teeken ik nu voor den belangstellende aan, dat in het jaar
1854 de residentie P r e a n g e r - r e g e n t s c h a p p e n 958,443
klapperboomen en 176 houtbosschen telde; dat ze 3,538,705
pikols padie, 243,554 pikols koffij, 22,591 ponden iudigo, en
1,021,699 ponden thee opleverde, en dat de veestapel bedroeg
155,675 karbouwen, 4,720 runderen ens 49,424 paarden.
Doch we moeten de T jim a n o k nu nog niet overtrekken
om in C h e r ib o n te komen. Eerst nog gaan we naar K ra