van k i a i , - dat er voedsel voor hem gereed staat. En ziedaar!
de kaaiman kent de stem van den ouden bapa (oud man, ook:
vader), en komt langzaam boven, es drijffc als een zwarte boom-
stam zacbtjes naar zijne prooi toe, en - de arme kip of eend
is verdwenen! Somwijlen echter komt de k ia i, - al roept de
bapa honderdmalen: „ k ia i! k ia i! m a rila li” (kom hier)! -
niet boven! Dan is hij zeker of ongehoorzaam, of ongesteld,
of uit zijn humenr en boudeert hij zijn’ vriend in het praauwtje,
of hij slaapt, of hij is te 'lu i, of wel hij dineert of soupeert
elders, waar hij een kreng in den vloed gevonden heeft! Komt
hij niet boven, dan is dit, volgens de inlanders, een ongelukkig
voorteeken voor den bezoeker, want dan is de k ia i verstoord,
omdat de bezoeker hem niet aangenaam i s !. . . .
Het meer van G ra ti herinnert ons aan de beroemde t e 16r—
a ssin of gezouten eenden-eijeren van G ra ti. Er zijn namelijk
te G r a ti, en ook te Dawi, eenige vischvijvers, waarvan de
grondmodder zeer zoutachtig is. In dien grondmodder, padak
genaamd, worden de eijeren gelegd, en zijn weldra genoegzaam
van zoutdeelen doortrokken. Er valt dus hier niet aan een
bijzonder talent der dorpelingen te denken, dewijl de door de
natuur gezouten mcdder zieh met de taak der bereiding belast.
Op vele plaatsen in Indie bereidt men gezouten eijeren, maar
die van G r a ti, zegt men, worden nimmer geevenaard, veel
min overtroffen!—-Op dergelijke wijze wordt te Pa ssaroe an de
visch gezouten, door hem even in den padak te doopen en
daarna te droogen.
Op ongeveer een half uur afstands van P a s sa ro e an is nog
een merkwaardig graf, waarvan we eene uitvoerige beschrijving
gelezen hebben, die we hier kortelijk zullen mededeelen. ßeeds
meermalen hebben we den naam van s o e r a p a t t i genoemd. Deze
s o e b a p a t t i is bij P a s s a ro e a n , in .d e dessa M a n tjila n g , o p
een gewoon Javaansch kerkhof en in een gewoon inlandsch graf,
door een’ ouden boom beschaduwd, ter aarde besteld. Hij was
geboren op het eilatid B a li, en van daar geroofd en als slaaf
te B a tav ia verkocht. Een ontdekte liefdehandel met de dochter
zijns meesters voerde hem in de gevangenis, waaruit hij zieh
door de vlugt redde. Als misdadiger nagezet en van vlek tot
vlek vervolgd en gejaagd, werd hij de ziel van een’ geduchten
opstand en lioofdman eener sterke en oudernemende bende van
Balinezen, die zieh aan hem aansloten. Te v*ergeefs bevochteu
en tot onderwerpiug genoopt, bood men hem eindelijk genade en
vergiffenis. Die vergiffenis nam hij aan, werd officier in dienst
der O. I. Compagnie, en deed zieh als een’ bekwaam en dapper
krijgsman kennen. Door een’ officier van hoogen rang diep
beleedigd en gegriefd, en den hem aangedanen hoon bloedig
gewroken hebbende, werd hij de bondgenoot van den keizer van
M a ta ram , vermoordde de Nederlandsche bezetting te K a rta -
so era in 1686, werd gebieder over de helft van M a ta ram ’s
keizerrijk, welke helft hij den vorst door de wapenen afdwong,
en eindelijk stichter van een’ nieuwen Staat, die zieh bijna over
geheel oostelijk Java uitstrekte; en den soesoehoenau m a a s , zijn’
voormaligen bondgenoot van M a ta ram , met verlies van troon
en scepter dreigde. Zoo regeerde hij 20 jaren lang als onaf-
hankelijk vorst, in verklaarde vijandschap met den keizer en de
Compagnie. Daarop verzoende hij zieh in 1706 weder met den
door de Compagnie onttroonden en uit zijne hofstad verdreven
keizer, versterkte toen zijn nog immer zegevierend leger met dat
van M a ta ram , en wachtte het tegen hem oprukkend leger der
Compagnie te B an g il af. De strijd begon, en was den lield
noodlottig. Zijn leger werd geslagen, en liij-zelf zoo zwaar gewond,
dat hij kort daarna den adem uitblies. Twee zonen liet
hij achter, raden-Bopatti a r i o - w i r o - n e g o r o en raden-Bopatti
m e l o y o - k e s o e m o . Beiden trachtten ze liuns vaders dood te wre-
ken, doch weinige maanden later werd Pa ssaroe an door den
dapperen majoor k n o i . genomen, en het overblijfsel van s o e r a -
p a t t i ’ s en M a ta ram ’s leger v e rm e id !...