Be zoekie te gewagen, gelijk liet in 1853 werkelijk als zoo-
danig tot Bezoekie behoorde. Gelijk men weet, was dit P ro bo
lin g o vroeger een regentschap, en moet het eens, (ni fallor,)
onder het bestuur van den maarschalk d a e n d e l s van 1808-1811,
aan den kapitein-chinees van P a ssa ro e an , h a n t i k k o , verkocht
zijn geweest.
Be weg, dien we thans van P a ssa ro e an berijden, is zeer
breed en tot op eeuigen afstand door tamarinden, en later door
ander hoog geboomte, beschadnwd. Opvolgend passeren we het
ons reeds bekend geworden B ed ja ssa en G r a ti, bereiken, bij
T o n g a s, de grensscheiding van P a s sa ro e an en Bezoekie
(nu P ro b o lin g o ) , en zijn weldra in de kotta of in het stadje
Pro b o lin g o aangekomen. Gedurende het trajekt rustte het oog
aanhoudend op glinsterende koffij-tuinen en vele met roode bloe-
men behängen palma-christi- of dadap-booineu, welige suikerriet-
velden, maische sawah’s , grootere en kleinere dessa’s, grazende
of ploegende buffels, langzaam en piepend voortrollende p e d a tti’s
(karren), en hier en daar ranke en witte schoorsteenen van
suikerfabrieken. Be k o tta -P ro b o lin g o , die op mime en breede
schaal is aangelegd, heeft een kolossaal gouvernementshuis, een
fraai schoolgebouw tevens kerk, een groote en nette aloen-aloen,
die met schoone waringien’s prijkt en waarop een breede
famarinden-laan uitloopt, een’ fraaijen dalm van den regent,
een’ grooten missighiet, vele goede Europesche woonhuizen, die
den zoom der breede wegen en dwarswegen bezetten, een loge-
ment digt aan het strand, en een k om p e n ie -k itjil (kleine
Compagnie) of agentschap van de factorij der Nederlandsche
Handel-Maatschappij. Ze is slechts door weinige Javanen, maar
door vele duizenden van Madurezen en p. m. 1000 Chinezen,
Boeginezen en Maleijers bevolkt. Yan de boven-verdieping van
het fort, hetwelk aan de noordzijde in het midden van tama-
rinden en grasperken gelegen is, en aan welks noorderpoort de
vlaggestok staat, heeft men een ruim gezigt op de reede, het
gen en avond als bedekt is met kleine visseherspraauwen, welke
tusscheu het eilandje Kelapan en den wal als watervogelen heen
en weder zweven, terwijl in de verte het eiland Madura üft
de golven omhoog rijst. Blikken we zuidwaarts en oostwaarts
heen, dan rust ons oog op den 11,800 voet hoogen Smeroe
(eigenlijk Semeroe of M ah am e ro e), den 8,448 voet hoogen
top Lemboeng van het met fijn geboomte begroeide T e n g e r-
crebergte, den 7,326 voet hoogen Bromo, den brandenden
L amongan, den K o en to e l en het Yang-gebergte, die als
bet wäre de voorhoede uitmaken of de voorposten zijn van een
talrijk hoofdkorps van bergen, die de landen van Bezoekie en
Banjoewangie bezetten, en onder de namen van S a in g ,
Banoe, B in g g it, Bouw, T äm p o rro n g (1), P e n d il, Ken-
dan g , Soeket, Koekoesan, W id o d a r in , T e la g a -w o e ro n g
of B a lo e ran , I d j in , S e lo g ir i, K r ik i l , Lem boe , Togong
en P ro a bekend zijn (2). Majestueus rijzen ze omhoog, en
schijnen hunne met een’ rijkdom van groene en blaauwe tinten
geschakeerde kruinen in de wolken te willen doopen. Brie dezer
bergen hebben eene treurige vermaardheid verkregen. Het zijn
de 8,919 voet hooge I d j in of M e ra p i, welks geweldige uit-
barsting van 1817 groote verwoestingen heeft aangerigt, - de
4000 voet hooge B in g g it, die in 1586 door eigen geweld
instortte, en zieh nu zoo vreemd en zonderling voordoet, dat
hij een parodie of de clown der bergen schijnt te wezen, — en
eindelijk de 5,238 voet hooge L am o n g a n , w'elks uitbarsting
van 1824 niet vergeten is.
Gedurende de eerste dagen van ons verblijf te P ro b o lin g o
(1) Bij den T äm p o r ro n g viudt men op 50 voeten hoogte eene minerale bron.
Elders vindt men nog eenige B a n j o e - h a n g a t of h e e t e b ro n n e n .
(2) Eenige dezer bergen geven het aanzijn aan verscheidene rivieren, waarvan
de rivieren P o e g e r . K a l i - p o e t i e , K n l i t ik o e s , P a n a r o e k a n en de ondiepe
K a l i -B e z o e k i e de voornaamste zijn. De K a l i -B e s o e k in L em a d ja n g ont-
springt op den S m e r o e , en voert veel asch en verbrande steenen mede. - In de
bosschen, welke längs deze stroomen en elders op de berg-flanken groeijen, vindt
men deugdzame houtsoorten, waarvan er sommigen even goed zijn als m ah o n ij-h o u t.