
clat liij werd opgevolgd door zijn’ zoon m o e e a n a - j c s u f , die 111
Ban tam den aanleg van saw ah’s of zoogenaamde natte rijst-
velden zou liebben ingevoerd en 10 jaren regeerde; - dat voorts
aan een’ afstamineling van dezen, met name a b o e l—m o fa c h ir -
m a hm o e d - a b d o e l—k a d i e , van wege Mekka de titel van sultau
werd gesclionken, — en dat van dit tijdstip af de snltans van
Bantam bij liunne troonsbestijging een gezantscliap naar Mekka
hebben afgevaardigd. —
Ziedaar wat ons omtrent het beroemde koninkrijk P adja-
d ja ra n g , zijne opkomst, uitgestrektheid, ondergang, en
omtrent zijne lotgevallen en die zijner vorsten, is bekend
geworden. Over bovengenoemden bantamseben versteenden regent
en den versteenden vorst p r a b o e—s i l i e—w a n g ie spreek ik
nader, als ik den lezer te B u itc n z o rg bij de groep steenen
beeiden van a r t ja h—dom a s brengen zal. Ook over den bovengenoemden
t jo n g - w in ö r o liooren we later meer in het verliaal
der stichting van een ander beroemd koninkrijk op J a v a , bet
koninkrijk van Mödjö p ah it of M ad jap ah it. — Ten aanzien
van den in de javaansche historien beroemden vorst m o e n d in g -
w a n g i e , dien ik almede liooger genoemd heb, verschilt de
sage of legende der Javanern Volgens de gewone of algemeene
traditie namelijk nopens zijn wedervaren zou hij werkelijk door
t jo n g -w in ö r ö gedood zijn, maar volgens eene variant-lezing door
t jo n g -w in ö r ö slechts onttroond, en onder den naam van goeroe
of leeraar po e t r a op den berg Salak als kluizenaar zijn ge-
storven. Op dien berg ook wijzen de inlanders nog eene oude
grafplaats aan, onder bijvoeging, dat hier een der vorsten van
P a d ja d ja ra n g rust. — De bovenvermelde Badoei of orang-
Boeddha in het kendangsch gebergte zullen den lezer nader bekend
worden, als ik over de residentie Ban tam spreken zal.
Doch we mögen ons voor het oogenblik niet langer door de
half-historische en half-fabelachtige berigten omtrent P a d ja d
ja ra n g laten ophouden. Ook zullen we nog gelegenheid hebben,
om ten aanzien van dit rijk en tevens omtrent dat van
M ö d jö p ah it eene legende of traditie der inlanders mede te
deelen, wanneer we bij de rivier T jip am a lie , de oude grens-
rivier van oostelijk en westelijk J a v a , zullen gekomen zijn.
Thans vatten we den draad onzer beschrijving van B a tav ia
weder op, waar we dien, ten wille onzer uitwijding op het
gebied van historie en overlevering, hadden afgebroken.
We nemen nu onzen weg längs het M o le n v lie t, een ge-
graven kanaal, waardoor de rivier T jiliw o n g een deel harer
wateren naar de oude stad laat stroomen. Op dezen weg passeren
we eene lange reeks van europesche, inlandsche en chinesche
woningen. Een inlandsche missighiet of moskee, en eenige
huizen en inlandsche dorpen en gehuehten (kampong’s en doeko’s
of djantilang’s) zijn aan de overzijde van ’t kanaal gelegen,
alwaar ook eene hoogst-belangrijke w e rk tu ig - f a b r ie k te zien is.
Daarop volgen eerst het voormalig hotel van wijlen den Opperland-
voogd j . s ib e r g , thans het d ia k o n ie h u is der evangelische gemeen-
te, en het p le in van het voormalig landsbureau der zoogenaamde
Pennisten, en wijders het groote H o te l des In d e s , vroeger
het lokaal van het eerste meisjes-Instituut op J a v a , en eenige
fraaije huizen, die er als lustverblijven uitzien. Thans zijn we in
eene stad, die de ,/stad der villa’s” heeten mag met even goed regt
als Yen e tie de n stad der paleizen” heet, en te gelijk op een'
driesprong van wegen. Westelijk van ons staan het M a rin e -
h ö te l en de k a se rn e d e r k a v a lle r ie ; oostelijk ligt Noord-
wijk, een fraaije weg längs het gezegd kanaal met witte villa’s en
digt geboomte, en aldus genoemd naar de schans Tioordwijk,
die hier door de 0 . I. Kompagnie weleer gebouwd was; -
aan de overzijde van dit kanaal ligt de nog schooner weg van
Eijswijk, — en eindelijk zuidelijk van ons ligt de belommerde en
frissche weg naar T a n a h -a b a n g . Op den hoek van den weg
van ßijswijk staat het groote s o c ie te its—g eb o uw : de H a rm
o n ie , en daaraan belendt het lokaal van het B a tav ia sc li
gen o o tsch ap van k u n s te n en wetenschappen. Längs
dezen lommerrijken weg voortgaande, passeert men weder
eenige villa’s, en tevens het ho tel van den Opperland