
De bereiding er Van is als v o lg t: De buitenste bast of
sebil van den heester gloegoe (ook gewoonlijk d e lo ew an g genaamd)
wordt eerst van den stam afgetrokken en weggeworpen.
Dan wordt de binnenste schors van den stam getrokken, in
de zon gedroogd, en daarna met een driehoekig koperen werk-
tuig geklopt, en gedurende het kloppen van tijd tot tijd met
water besprenkeld. Door het kloppen of slaan wordt de bast
dun en draad- of vezelachtig. Dewijl echter elke reep of
strook der schors slechts smal is , legt men een5 tweeden reep
naast en gedeeltelijk op den eerste, en klopt ze beiden met
gezegd werktuig op en in elkander, tot dat ze zieh vereenigd
hebben. Nu wordt er een derde reep der schors bij de twee
eersten gevoegd en de bewerking herhaald , en zulks zoo dikwijls
of zoo lang tot dat het blad of het vel papier de gewilde
breedte heeft. Voorts wordt dit vel of blad gedurende een5
nacht in water geweekt, en daarria in de zon gedroogd.
Vervolgens wordt het vel, - of de veilen, zoo velen
er bewerkt zijn, — nog eens gedurende een5 nacht in een
afkooksel van rijst of in rijstwater geweekt, en daarna uit-
gewrongen, en in manden of krandjang5s tegelijk met de overige
tegelijk bewerkte veilen nedergelegd. In dezen toestand komen
de veilen tot de vereisclite gisting of fermentatie, en blijven
ze 10 dagen liggen. Nu spreidt men vel voor vel op eene plank
van kessambie-hout uit, doch bevochtigt deze plank voorafmet
het sap eener vrucht, k le tjo genaamd. Voorts wordt ieder
vel met een stuk van den binnenbast van een’ klapperboom
glad gewreven, en daarna nog eens met eene noot, g a n d o e of
b en do e genaamd, en eindelijk nog eens met het blad van
den Nangkaboom. Eindelijk worden de veilen naast elkander
op een5 omgekapten Pisangstam plat uitgelegd of er als het
wäre opgeplakt, en in de zon gedroogd, en ten laatste nog
eens met den rüg eener gladde zeeschelp of zeehoorn gewreven.
In vroeger jaren schreven de Javanen op de drooge bladeren
van den lontar-boom. Deze bladeren zijn sterk en glad. De
oude Waijang—geschiedenissen, de helden-dichten van rama—
badra , BiiATA-JOEDHA en AiiDJoENo- sosro, - vertalingen van
de Epische sanskriet-gedichten ramajana en mahabharata, — en
andere voortbrengselen op het gebied der javaansche litteratuur
zijn op lontar-bladeren geschreven, die naar volgorde van den
tekst met een touw of draad aan elkander geregen zijn. In
de bibliotheek van het Bataviasch genootschap van kunsten
en wetenschappen zijn versoheidene manuscripten op lontar-bladeren
voorhande. Ook vindt men er manuscripten der Battak-
volkeren op bamboes en nog andere op aan elkander geregen
zwarte plankjes. of gladde stukjes van boombast.
Behalve het javaansch n schrijfpapier55, maken de priesters ook
van denzelfden heester galoego of deloewang het bekende javaansch
„ pak papier55. Dit wordt echter niet in rijstwater gedoopt
en ook niet glad gewreven. Met het Japansch papier, hetwelk
van dezelfde heestersoort vervaardigd en tot kleeding voor ar-
moedige Japanners veel gebezigd wordt, heeft het Javaansch
pakpapier eenige overeeukomst.
De galoego, die ook eene roode verwstof oplevert, is het
gemakkelijkst te schillen, als hij niet ouder is dan 3 jaren.
Op lateren leeftijd is de schors reeds te sterk aan den stam
gekleefd. Het uiterlijk aanzien van den heester is niet sierlijk.
Misschien wrel (doch dit is loutere gissing) behoort hij tot het
geslacht der bekende en algemeen op Java voorkomende w a ro e -
boomen, welker bast zeer taai en sterk is, en door de inlanders
veel . tot bindtouw gebezigd wordt. De Waroe w'ordt
echter veel grooter, en draagt schoone en groote gele bloemen.
Van Poerworedj o zuidwaarts verder gaande, komen we
eerst aan de afdeeling K o e to -A r d jo , en bereiken weihaast
de afdeeling Amb al, waar de assistent-resident, de heer carlier
(1852), ons gul en gastvrij huisvesting aanbiedt. Hier zijn we
als in het middelpunt der B a g e len sc lie vlakte, en dus ook
als in het middelpunt van uitgestrekte indigo-velden. De kotta-
Ambal is een kleine nette plaats, waar, even als in het regent