hunne tcmpelen bouwden,) gelegen is in hunne me.euing dat
ze op de bergen digter bij den hcmel zijn. Wat liiervan ook
zij, zeker is bet dat men op J a v a de Hindoc-tempelen zoowcl
m de vlakten als op de toppen der hooge bergen aantreft.
T je r in g ie n of T j i—r in g ie n , dat \ve straks noemdon, is
een zeer net plantsjc, bezuiden den borg T jip o e n en ten noorden
der P e p e rb n a i aan bet riviertje T jir in g ie n gelegen. De
afdeeling T jir in g ie n bevat de distrikten T jir in g ie n , Menüs,
P a n iem b a n g , T jim n n o k en T jib ilio n g . In de kotta of
hoofdplaats T jir in g ie n vindt men eene benting of redoftte,
eenige goede pakbuizen en enkele curop&che woonbuizen. Bij
bet lmis van onzen vriendelijken gastheer, den beer de nijs,
assistent-resident dezer afdeeling (1852), ziet men eenige Hindoe-
bcclden, die van tusseben de bergen K a ran g en P o e lo e s a ri,
alwaar de boven reeds geuielde Artjab-Domas geivoond moet
hebben, naar T je r in g ie n zijn overgebragt. Aan bet zeostrand
Staat een koepel, - ter plaatse vvaar de fondamenten nog te zien
zijn van een portugeescb fort, - waaruit men bet gezigt heeft
op straat-Sunda, de P e p e rb a a i, bet eiland' P ap o le en op
T an jo n g -L d so en g . Deze tanjong of hoek is op de kaart
bekend als J a v a ’s derde punt. Ten zuidvvesten van de k o tta
beeft men bij bet Meeuwen-eiland de zoogenaamde Meeuwen-
baai, in wier nabijheid steenkolen-lagen ontdekt zijn. Yan
deze baai of van de rivier T jib o e n g e r af, die ongeveer 3 uren
van de kotta in zee stroomt, heeft men het woest en onbe-
voond gedeelte van J a v a ’ s westpunt. Hier leven de tijgers,
de badaks of rbinocerossen, de bantings of wilde koeijen, de
wilde bnffels of karbouwen, de paauwen en apen ongestoord
in de wildernis. Op de bantings beb ik eens eene jagt in
deze wildernis bijgewoond, doch we mogten geen der groote,
gitzwarte en glanzende dieren te zien krijgen. Nogtans waren
ze in de nabijheid, want het bosch dreunde onder hunne
hoeven, en de boomen slingerden en krankten, alsof ze door
een’ stormwind gezweept werden. Waarschijnlijk hadden ze mij
J1ANTAM
en de overige jagere in de hooge en zware boomen, waarin
we een’ wachtpost of zitplaats gekozen hadden, bespeurd, of
wel bad lmn sclierp reukorgaan bun de nabijheid van menschen
verraden. Altbans we wachtten te vergeefs, en losten onze
geweren later op eenige paauwen, die aan de rivier ijib o e n g e r
kwamen drinken, en op een paar kaaimans of krokodillen,
die aan bare oevers in de avondzon sliepen. Men weet dat
de banting een gevaarlijk wild is. Als bet dier gewond woidt,
vergeet het zijne schuwheid, en vermorselt met zijn reusach-
tig gewei van glinsterend-zivarte hoornen den' ongelukkigen
jager, die het niet met bet eerste schot doodelijk getroffen
beeft. Dat we ons dus in hooge en zware boomen posteerden,
Was een maatregel van voorzigtigheid, dien men altijd bij eene
jagt op de bantings in acht neemt.
Behalve de reeds vermelde wilde of verscheurende dieren,
vindt men in deze wildernis, en in al de maagdelijke bosschen
of urwälder van J a v a nog vele andere diersoorten, als: den
wilden hond, de wilde kat, de tijgerkat, de walang-koppok
of vliegenden eekhoren, ook krendo genoemd, de leguaan, de
klarap of vliegende bagedis, de landak of het stekelvarken, de
pangoeling of het schubdier, den schorpioen of kollot-djenkie,
den zwarten schorpioen of ketoengeug, de oelar of slang', de
boenglon of bet kameleon, de kattil of boschspin, de klabang
of grooten zwarten duizendpoot enz. Ze leven min of meer
vreedzaam met de varkens, herten, reeen (kidang, kantjil,)
boschbanen enz.
Yan het hart en de lever van bet stekelvarken bereiden of
koken de inlanders een geneesmiddel, aijem genaamd, lietwelk
in slepende ziekten of teringachtige kwalen wordt aangewend.
Het schubdier, soms 7 voet lang, rolt zieh in elkander,
als men het wil aanvatten, waarom bet pangoeling beet, dat
i s : zieh oprollen of ineenrollen. Zijne scherpe scliubbeu
zijn een wapen, waarvoor zelfs de tijger eerbied beeft. Om
het te vangen, gebruiken de inlanders den weeken stam
van den pisang-boom, waarin zijne schubben indringen en