
Nu bood b a n d h o o n g zieh aan om de bewuste tuinzaden in
¿¿nen dag van P a d ja ja r a n g af te halen, vertrok, en was
in den avond van denzelfden dag van zijn vertrek te Modjo-
p&hit te rug!... Tot belooning van deze dienst mögt liij met
de dochter van M o d jo p ah i t ’s keizer huwen! De prinses had
echter een’ onverwinuelijken afkeer van den door de natuur
zoozeer misdeelden b a n d h o o n g , en intusscben gebeurde het, dat
zieh des nachts eene slang in hare slaapkamer vertoonde.
B a n d h o o n g doodde ze met zijn kris, waarop de prinses meende
dat liij haar wilde vermoor den, en nog meer afkeer van hem
koesterde dan te voren. Nu veranderde b a n d h o o n g zieh in
een’ schoonen jongeling, won hare gnnst, en vertrok kort
daarop naar zijn’ vader d a m a r - m ö i jö , den kluizenaar van het
D ien g sch gebergte. Aan dezen verhaalde b a n d h o o n g dat hij
eene slang gedood had, - waarop de kluizenaar hem ontroerd
te kennen gaf, dat hij in die slang den god w i s c h n o e of v i s c h -
n o e had omgehragt, vloekte hem en veranderde hem in eene
slang!. . . Weenende ging de aldus gemetamorphoseerde b a n d h o o n g
naar de rivier P e n in g , bij de rivier T o en tan g , in de residen-
tie Samarang. Hier leide de slang (b a n d h o o n g ) zieh over de
rivier als een brug neder, zoodat de voetgangers zieh van haar
als van eene brug bedienden, zonder dat het hun inviel dat
die brug het ligehaam eener slang kon z ijn! Eens echter
sloeg een voorbijganger zijn bijl (gampakh) zonder erg in de
pseudo-brug, waarop er bloed begon te vloeijen en de ont-
dekking gedaan werd, dat de brug eene slang was! Pluks
werd het dier door het landvolk in stukken gehakt, en de ziel
van de slang b a n d h o o n g ging over in een k in d ! . . .
Nu volgt eene geschiedenis, welke geheel synoniem is met
de fabel, die ik later verhalen zal omtrent het ontstaan van
het meer van G ra ti in de residentie Passaroean. De in een
kind veranderde b a n d h o o n g stak een’ steel of stengel (middenze-
nuw) van het blad van een’ klapperboom in den grond en trok
dien er weder u i t , waarop de aarde driemaal schudde en een
donderend geluid in de lucht gehoord werd, terwijl het 'water
uit de door den stengel gemaakte opening hevig opspoot, het
dorp P e n in g overstrooinde en het in een Meer veranderde! Na
dien watervloed steeg b a n d h o o n g , onder den naam van s o e k m ö -
n g a m e ö r ö , d. i. vzwevende ziel,” in 'de lucht. Doch op zekeren
dag liet een meisje, die met hare moeder in het bosch K r e n d o -
Wahhönö bij S o e ra k a rta woonde, hare weefspoel in een’ put
(soemoer, p rig i) vallen, en deed de gelofte, dat ze met het
wezen, dat de weefspoel terugbragt, huwen zou. Dit hoorde
de „ zwevende ziel” of de luchtgeest b a n d h o o n g , veTanderde
zieh in een’ rooden hond, en bragt haar de weefspoel. Nu wilde
het meisje natuurlijk liever sterven dan met een’ hond in het
huwelijk tfeden, — en b a n d h o o n g 'hoorde hare klagten, veranderde
zieh in een’ mensch, huwde haar en verwekte een’ zoon bij
haar) fenaamd d jö k ö p a n g ö l a s s a n d. i. „woud-jongeling.” Des
nachts alleen echter was b a n d h o o n g in zijne menschelijke ge-
daante, doch des daags zwierf hij als hond in de bosschen, en
hielp zijn’ zoon, toen deze groot geworden was, in het opsporen
van het wild, wanneer hij ter jagt ging. Op zekeren
dag nu viel de hond een’ tijger aan en doodde hem, doch
op hetzelfde oogenblik viel ook de hond (b a n d h o o n g ) dood
ter aarde! ... De zoon spoedde zieh naar huis en verhaalde het
gebeurde. Toen maakte zijne moeder hem bekend, dat de
// doode roode hond zijn vade r was,” waarop hij eene
steenen tombe in het bosch oprigtte ter plaatse waar zijn vader
(de roode hond) gestorven was. — De legende zegt, dat deze
tombe, die de gedaante van een’ hond heeft, nog bestaat.
D jö k ö p a n g ü l a s s a n ging toen een zwervend leven leiden, en
werd de stamvader van het K a lan g s-v o lk , of van het nage-*
slacht van den rooden liond.’
En nu zou ik eigenlijk nog moeten spreken van het keizer-
lijk tijgerhok te S o lo , waarin doorgaans 7 h 8 konmgs-tijgers
brüllen, bestemd om bij feestelijke gelegenheden tegen buffels of
karbouwen in het strijdperk te treden, of om g e ram p o k t
te worden. Dit „ ram p o k ” bestaat in het formeren in een
16