tuurlijk kanaal, dat liier door de zuidelijke of Sumadangsche
distrikten der P re a n g e r -B e g e n ts c h a p p e n op J a v a en door
liet eilaud Koemb an g an zelf gevormd wordt. Als we bij het
fort van B a n tin g -m ä ti §taan, hebben we op den J a v a -w a l
een beerlijk gezigt. Die wal is, gelijk we zeiden, een gedeelte
der P re a n g e r -B e g e n ts c h a p p e n , met den berg S ira g a llo of
Duivelsberg op den uitersten landhoek, en daarbij de breede rivier
dier residentie, de T jita n d o o i, die hier uitstroomt. De kom-
mandant van liet fort deed een paar malen het kanon speien,
en de echo van den knal sprong als het wäre van den overkant
terug, en bulderde van rots tot rots 1 . . . ■ en van berOn tot , berg, tot dat hij eindelijk in een’ dollen donder langzaam, en
al zwakker en zwakker wordende, geheel uitstierf. Het was
als of elke berg en elke rots, ieder bosch en elke heuvel den
donder van het geschut vertoornd opving en weder woedeud
van zieh stiet.. En dit alles, terwijl de zon liefelijk op
liet water en ’t geboomte scheen, en de uatnur plegtig
zweeg, en de wind sliep in de bladeren der wouden! . . . .
Verbeeld n , lezer, zulk een stilte, zulk een doodsche stilte,
op zulk een eenzaam plekje gronds, als waar we stonden, -
en dan in eens dat magtig gebnlder, die rollende donder van
’t geschut, - eil dan die ontzettende stem van den echo, die
den donder brüllend en loeijend tienvoudig wedergaf!
Onze sloep wacht ons, en onze terugtogt naar T jila tja p
wordt aangevangen. Nog eens - en nog eens - wenden we
den blik naar het tooneel, dat we verlaten moeten, en weldra
is het uit ons oog verdwenen!
Doch we hebben onderweg iets zeer belangrijks op N o e sa—
K o em b an g an te zien. Het zijn twee heerlijke grotten van
druipsteen. In den dezer grotten ziet men een door de in-
landers voor heilig gehouden graf (kramat). Op dat graf
offeren de visschers, die hier wonen of vertoeven, en komen
soms eenige regenten van J a v a ter bedevaart. Volgens de
overlevering of legende ligt te dezer plaatse de man begraven,
die, eeuwen lang geleden, met het eiland Koembangan uit
onbekende streken kwam aandrijven, en, bij den Jav a -w a l
genaderd, besloot zijn eiland vast te leggen. Het eilaud ge-
hoorzaamde natuurlijk aan den last van den heilige, en bleef
onbewegelijk!! Eindelijk stierf de kapitein van dit ten anker
gebragte wonderlijke reuzenschip, en werd begraven in de grot,
die T em p e lg ro t of M is s ig h ie t-S e lla heet. M is s ig h ie t is:
tem p e l, k e rk , moskee, en Sel)a is: zadel. De inlanders
noemen haar dus: z ad e l-m o sk e e, omdat haar vorm de gedaante
van een’ zadel heeft. Ze prijkt met vele namen, die de bezoe-
keTs in liare binnenwanden geschreven hebben, en gelijkt inder-
daad op een’ tempel. Zie hare hooge wulven, hare gothisclie
zuilen, hare wonderbare stalactyten, hare nissen en gangen, -
en zie dan eens die groote d o o p v o n te , die daar aan den liu-
kerwand des tempels zoo natuurlijk staat met een groot verhe-
ven deksel er boven, even als de doopvonte in den Keulschen
Dom! ... Het is als zaagt ge hier de hand eens kunstenaars in
het grillig werk van druipsteen, dien de natuur door hare water—
k ris ta lld s a tie geformeerd heeft. En ook de ingang der grot
is zoo hoog en breed, en heeft zulk een’ goed-gewelfden boog,
dat men het portaal meent te zien van een mausoleum! Bij
het licht der fakkels (obers of dammers), die we bij ons
hebben, is de illusie volkomen! ,
De tweede grot, digter bij B a n tin g -m ä ti, is even zeer prächtig
en wonderbaar gevormd, maar heeft met een’ tempel geen
gelijkenis. Meer gelijkt ze op een’ reusachtigen grafkelder, met
vele gangen, bogten en krommingen, en door honderden pilareu
gesteund! Dewijl de bodem met water bedekt is, en er ook
overal door de porien van het verwulfsel water längs de wanden
en pijlers druipt, blinkt en glinstert de geheele grot bij het
fakkellicht zoo heerlijk, en tooverachtig, en fantastisch, dat ge
meenen zoudt in het feeriek paleis van ijs des Alpenkonings te zijn!
Er is, - behalve een’ bij B a n tin g -m ä ti reusachtigen r a n -
d o e -a la s of wilden k ap o k b o om , (kapok is: boomwol),