
Te P a n d e g la n g vÿidt men een frissche badplaats, in een
eenzaam plekje der uatuur, door lioog geboomte eil rotsen
omgeven. De bron, die liier ontspringt, besproeit met hare
heldere wateren den ganschen omtrek van bet liefelijk oord,
dat haar heeft zien geboren worden. Op ongeveer 2 uren af-
stands van daar vindt men op 998 voeten hoogte de genees-
kraclitige bron van T jib é o k , van wier zwavelwateren de lijders
aan huidziekte met zeer günstigen uitslag gebruik maken. In
den stroom, die een tamelijk diep ravijn doorloopt, wellen
deze wateren uit den grond op, en vormen als van zelfs twee
ongeveer 10 voeten in omtrek hebbende badplaatsen. De tem-
peratuur er van is afwisselend heet, warm en laanw. De
kleur scbijnt door het prisma van den stroom zeer zwart te
zijn , doch is inderdaad wit en helder.
Op een5 afstand van p. m. 3 nren van T jib éo k ligt Tji-
pannas. Hier zijn in eene vrij aanzienlijke diepte drie.bronnen
van heet of liever kokend water, waartusschen een bergstroom
henenvliet, wieus koude wateren zieh met het heete bronnat
mengen. Naar men beweert, hebben ook deze bronnen eene
genezende kracht, en zouden reeds eenige lijders met ge-
wenscht gevolg het nemen van baden in hare wateren beproefd
hebben.
l i t het schoone midden-regentschap (Pandeglang) der resi-
dentie B antam vertrekken we nu naar B a n k a s -b e to n ,
welke plaats thans de zetel is van het bestuur der assistent-
residentie L e b a k , hetwelk vroeger te Lebak zelve gevestigd
was. De naam Lebak beteekent: diepte, laagte, kolk of kuil,
en is met regi aan deze plaats gegeven. Ze ligt namelijk in eene
kom of kolk, door de bergen G a g a k , B é a s , S e d a b o e la n ,
S a ri en S a d jira n , - en het gebergte K e n d a n g , hetwelk J a v a
van het westen naar het oosten geheel doorsnijdt en het eiland
als 5t wäre in twee helften deelt, — omgeven en ingesloten.
En in deze kom of diepte bloeijen in het woud de schoonste
en geurigste parasiter! en lianen in ont eibare hoeveelheid. Bij
de inlauders zijn de bloeijende of bloemeiidragende parasiten of
orcliydeen bekend onder den naam van // pasilan55. De generieke
naam echter, dien zij aan alle soorten geven, zoowel aan
bloeijende als aan niet-bloeijende, is : // angrek .
Op den weg naar B a n k a s -b e to n passeert men a ro n g -
G o en p n g , alwaar het bestunr der afdeeling Lebak almede
eenige jaren gevestigd geweest is. In de nabijheid dezer plaats
ziet men eenige kaneeltninen of aanplantingen van kaneelboomen,
en omtrent deze tuinen of liever omtrent de k a n e e l - k u l tu u r
op J a v a deel ik het volgende mede.
Toen de Nederlanders tusschen de jaren 1780-1814 eenige
hunner bezittingen aan de Engelschen moesten afstaan, gelijk
hooger reeds gezegd is, was vooral de afstand van Cey lo n ,
het onde T a p ro h a n e , in 1802, een gevoelig verlies uithoofde
der groote voordeelen, welke het monopolie der kaneel aanhood.
Men wenschte toen de kaneel—knltuur op J a v a in te voeren,
en in 1828 werden eenige proeven, in C lie rib o n genomen,
met een5 vrij goeden uitslag bekroond. Deze residentie liad
men gekozen, omdat de bevölking aldaar eenigzins bekend was
met de kultuur der wilde of Bengaalsche kaneel. Eerst sedert
1831 echter werd de kultuur der Ceylonsche kaneel tot eene
belangrijke hoogte opgevoerd. — De kaneelboom, of de laurus
einnamomum, behoort tot de 9de klasse (enneandria monogynia).
Zijne hoogte is gewoonlijk 40 à 50 voeten, en zijn leeftijd in
den regel 50 of 60 jaren. Het is een schoone en sierlijke
kroon-boom met breede glinsterende bladeren. Man de 10 Cey-
lonsche kaneel—soorten zijn er 8 naar J a v a overgebragt, als:
de zoete kaneel, de siangen-kaneel, de zandachtige kaneel, de
kamfer—kaneel, de wränge kaneel, de papachtige kaneel, de
bosch-kaneel en de trom-kaneel. De beide andere niet naar
J a v a overgebragte soorten zijn de gedoornde en de drievou—
di ge kaneel.
De aanplant geschiedt met jonge boompjes, die uit de gezaaide
vruchten van den boom, even als zulks plaats heeft ten aauzien
der koffij, verkregen worden. Zoodra de plaatjes uit de bed—