
hoek, ffhoek van Pamanoekan” genaamd, waar de schepen ankeren
om almede de rijst, koffij en suiker te laden, die in K raw an g
geproduceerd worden. Men heeft er een fraai gezigt op eindeloos-
uitgestrekte rijstvelden. De plaats P am a n o e k a n , en de schepen,
die aan den genoemden hoek geankerd zijn, kan men ook
bij helder weder uit het landhuis te T e n g e r a g o n g met een’
verrekijker duidelijk onderseheiden. — Naar dit landhuis keeren
we nu terug, en bezigtigen de theetuinen op D ja g a r - n a ik -
p o e r a , en in de overschoone landstreek B o e k a -n e g a ra en
elders de groote koffij-tuinen, die daar zijn aangeplant. Ook
bezoeken we op p. m. 4 palen afstands een klein meertje, in
welks nabijheid aardolie uit den grond opborrelt, en längs
een’ heuvelwand een klein waterspruitje vliet, hetwelk de
voorwerpen, die men er inbrengt, spoedig met een roode korst
bedekt, alsof ze met een laag van ijzer overtogen worden.
De aanblik van het gebergte P a r a n g , dat daar ginds gelegen
is, wekt droevige herinneringen op. In dezen berg, meende
men, zouden goud- en zilver-aderen zijn, en in 1722 beproefde
men om er mijnwerken in aan te leggen. Beeds was men
eenige vademen diep in het hart van den berg doorgedrongen,
toen eene aardstorting den ingang sloot, juist op het tijdstip
dat de europesche werklieden, velen in getal, aan den arbeid
waren. De ongelukkigen vonden een’ misschien plotselingen,
misschien echter ook langzamen dood. Men heeft gebracht om
hunne lijken uit te graven, maar de poging na. vruchteloozen
arbeid moeten opgeven.
De protestantsche gemeente in K raw an g (1852) telt 172 zielen,
waaronder 51 ledematen en 89 kinderen. Van deze
89 kinderen zijn er 31 schoolpligtig. In 1856 is er eene
partikuliere school in werking gekomen.
Ter hoofdplaats P o e rw a k a rta zijn slechts weinige gemeente-
leden gevestigd, maar in hare nabijheid is een gehucht, waar
eenige Ambonsche Protestantsche christenen te zamen wonen. We-
gens deelname in 1817 aan den opstand in Saparoea zijn ze,
gelijk boven reeds gezegd is, in 1829 naar Krawang gebannen,
en werden ze werkzaam gesteld bij het //Etablissement voor land-
bouw,” hetwelk, met het doel om aan de bannelingen mittigen
arbeid te verschaffen, en met het oog op de voorgenomen
uitbreiding van den landbouw door de invoering der zijdeworm-
te e lt, en der kultuur van indigo, suiker, kaneel, tabak,
thee, katoen en nopal, in 1828 in Krawang was tot stand
gebragt. Deze inrigting is echter bij den opstand der Chinesche
thee-planters en thee-bereiders in Mei 1832 verbrand en te niet
gegaan. Eerst was ze gevestigd te P r a k a n g - tr o e s onder de
leiding van den heer p . d ia e d , (thans honorair inspekteur der
kulturen,) later te T jila n g k a p , 6 palen van de toen nog
pas-aangelegde nieuwe hoofdplaats P o e rw a k a r ta , onder de
direktie van den toenmaligen assistent-resident (later gouverneur
der Molukkos) den heer g . d e s e e i è e e . Al spoedig waren er
vele duizenden thee-heesters en kaneelboompjes aangeplant, en
werd er een atelier voor lederwerken en eene leerlooijerij opgerigt,
waarbij ook weldra gevoegd werd eene weverij van zoogenaamde
goenie-zakken, waartoe de hast der poenperloetan-plant de stof
oplevert. De zijdeworm-teelt beloofde goede resultaten. In de
P re a n g e r—B e g e n ts c h a p p e n waren weldra 491 bouws van
500 ■ □ roeden met moerbezien-boomen voor de zijwormen
beplant geworden. In 1838 werden er eenige deskundigen uit
Nederland ontboden, en scheen de zijdeworm-teelt nog beter te
zullen slagen, doch in 1847 moest ze worden ingetrokken.
Bij de publicatie van 23 Aug: 1825 werd ook het établissement
voor landbouw te B anjoewangie, tegelijk met dat te K r a w
a n g , bevolen.
En nu wil ik nog den lezer vrijheid vragen, om hem kor-
telijk eene, in het T ijd s c h rift van N. I. D .I J. I I opgenomen,
legende te verhalen omirent het ontstaan en de benamingen van
sommige bergen, waarvan er velen in Krawang staan en twee
in de P re a n g e r-B e g en ts ch a p p e n .
Ik zal al die bergen eerst opnoemen. Ze zijn de S ero et,
8*