
paarden. Onder deze cijfers zijn de cijfers van M ad u ra niet
altijd begrepen, welk eiland toen nog onder het bestuur stond
van den resident van Soe raba ija.
Onze reiswijzer duidt aan, dat we ons nu naar de residentie
¿K e d irie te begeven liebben. We vervolgen dus den weg,
dien we van Soerabaija en S impang af naar M o d jo k e rto
bereden. Die weg loopt eerst längs de K a li-m a a s tot aan de brug
bij W o n o k rom o , zet zicb dan zuidwestelijk voort längs
S e ra tm , K e d o n g , T am an , Trosogo, K ria n en W o n o sa rie
tot aan M o d jo k e rto , en gaat nu van liier in dezelfde zuid-
westelijke rigting tot aan K e d irie door. Zoo liefelijk en ge-
zellig als hij was van Soerabaija af tot M o djokerto toe,
zoo onbebagelijk en ongezellig is' hij van M o d jo k e rto af tot
K edirie. We passeren hem in de maand Eebruarij, en de regens
hebben het vlakke land hier en daar onder water gezet. Het
welig padie-groen is op vele plaatsen naauwelijks boven het
water zigtbaar, en de kleine boschkaadjen of geisoleerde boomen
daar ginder staan zieh verdrietig in het nat te spiegelen, dat hen
veel te kwistig besproeit. Nu en dan komen ons .inlanders tegen,
die naar eene of andere passer gaan, of van daar terugkeeren.
Eenige vronwen met mandtjes (tennong) op het hoofd, en eenige
mannen met pikohwTs kleingekapt hont, of k ep ek ’s, gevloehten
matjes of tabak, op den schouder, geven afleiding aan het zwer-
vend oog. Hier en daar ziet men landbouwers of dessa-menschen
met groote toedong’s op het hoofd en p a tjo ls (spade) op den schouder
längs de galangan’s (dijkjes) hunner sawah’s gaan, of met
den k lew an g (lang hakmes) de verdorde takken van gindschen
boom wegkappen, of met de kromme p a ra n g ’s (körte zeissen)
het lange gras der b e n tin g ’s (dijkjes längs den grooten weg)
afsnijden. De meeste dessas liggen (op verre afstanden van de
postroute, en van tijd tot tijd slechts zien we er een ter reg-
ter- of ter linkerzijde digter in de nabijheid. Ten noorden van
ons, doch buiten ons gezigt, stroomt de B ra n ta s (ook wel
A n tja r geheeten) oustuimig voort, als had ze haast om hare
hoog-gezwollen wateren in den oceaan te störten. Opvolgend
passeren we W iro s o b o , D jam b an g en T a n g o e la n , en
zijn bij Waloe en K e r to s o n o den geduchten vloed digt ge-
naderd, en tevens aan de grens gekomen der met 301,947 zielen
bevolkte en eene oppervlakte van 125 □ mijlen beslaande
residentie:
K E D IR IE .
Van het zoo even genoemde K e rto so n o , dat met het fort
Generaal de Kock reeds op het gebied van K e d ir ie , aan
de noordwestzijde der groote rivier van K e d ir ie of de Brantas
ligt, zetten we onzen togt digt längs deze rivier voort, passeren
N g rom p io k en Grompol en nog vele kampongs of dessa’s ,
en bereiken eindelijk de hoofdplaats K e d i r i e , die almede
digt aan de rivier B ra n ta s gelegen is. Onder het rijden
zagen we meermalen den bekenden vreeselijken 5500 voet
hoogen vuurberg K lo e t, zoo mede de bergen K re s s i, Liman,
K lo to k en W illis . Bij laatstgenoemden berg zijn eenige Hin-
doe-oudheden, gelijk men bij den K lo e t in de afdeeling B l i t a r
de tempelgebouwen van P e n a ta ra n of P a n a ta ra n vindt, en
in het distrikt Bapar de oudheden van Boedang, en het
grafmonument P e n am p in g a n , waarbij men een’ beschreven
steen en eenige beeiden van s iv a , p a r v a t i , enz. aantreft.
De B ra n ta s scheidt de residentie en hoofdplaats K e d irie in
twee deelen. Aan de zuidzijde der rivier ligt de oude kotta
of de oude hoofdplaats. Daar is het residentie-kantoor, en
wonen de regent, de hoofd-panghoeloe (hoogepriester), de kapi-
tein en luitenant der Chinezen, de hoofd-djaksa (inlandsclie
Piskaal) en eenige inlandsche hoofden, en daar is ook de wijk
der ongeveer 2500 Chinezen en de kampong der talrijke inlandsche
bevolking. Daar staat ook de beroemde moskee, A s tan a -
gedong geheeten, die van de steenen der oude Hindoe-tempelen