
K e b o n - s ir ie (Sirie-tuin) längs, passeren den tweeden zooge-
naamden W e ste rw eg , die almede naar Depok voert, en de
engelscbe kerk, — slaan dan den weg van P a r a p a tta n in, en
rijden voorts zuidelijk op längs den grooten postweg naar K ram a t,
Salembah en M e e s te r—C o rn e lis . Aan beide zoomen van
dezen weg ziet men alweder éen aantal villa’s , tuinen, perken,
plantsoenen en geboomten, en zulks tot aan en voorbij B id a ra -
T jin a toe, welk poststation reeds meer dan 2 uren gaans van het
stadhuis in O u d -B a ta v ia gelegen is. Te M e e s te r -C o rn e lis ,
a]dns genoemd naar de Sterrenscbans van dien naam, staat een
kolossaal gebouw, dat, vroeger tot een établissement van .Tava-
thee bestemd, tbans tot infanterie-kaserne gebezigd wordt en de
aan beide flanken gebouwde woningen der offlcieren beheerscht. . .
Doch genoeg. Ik zou den lezer vervelen, als ik ; het niet
reeds lang gedaan heb, indien ik hem nog elders bragt. —
Zoo hebben we dan nu de merkwaardigheden, en tevens de
fraaije door duizend boomen en bloemen omringde wit-gepleisterde
villa’s der europeanen, en in het voorbijgaan ook de hier
en daar door ehinesche hoveniers aangelegde en met europésche
groenten beplante moestuinen, van N ie uw -B a ta v ia in oogen-
schouw genomen. De vreemdeling staat verrast, -dat hij op
■3600 mijlen afstands van E u ro p a zulk een schoone stad te
aanschouwen heeft. En die schoone stad is tevens ook de
hartader van het landsbewind. Daar zijn gevestigd de hooge
k o lle g ië n van s ta a t en de algemeene b e s tu re n : als de
raad van Lndië; het militair département; het hoog geregtshof
e.n het hoog militair geregtshof; de direktie van financiën, van
middelen en domeinen, van produkten en civiele magazijnen, en
van kulturen; de algemeene rekenkamer; het hoog kerkbestuur;
de hoofdkommissie van onderwijs; de verschillende direktiën der
openbare werken, der genie, der artillerie en der geneeskundige
dienst; de direktie van het bataviasch genootscliap van kunsten
en wetenschappen, en zooveel andere direktiën en besturen meer !
Ma" ik , dan wil ik nog den lezer brengen in het lokaal
van dit bataviasch geuootschap, in 1778 door badeemachee
opgerigt, om hem de schoone kollektie te toonen van ethnologische
en archäologische voorwerpen. Hier is vooral merkwaardig
het Hindoe-panthfon, of de steenen beeiden van b u d d h a ,
VISCHNOE, BEAMA, GAN ESA, SIVA, DOEItGA, P ABVATI, BANASPATI,
en zooveel anderen, allen min of meer fraai gebeiteld, doch
doorgaans verminkt of gesehonden. Deze beeiden zijn met
groote moeite en kosten uit het binnenland naar B a ta v ia over-
gebragt, en trekken de bewondering der archaeologisehe dilettanti
in hooge mate. Laat mij een paar beeiden ter loops beschrijven.
De g a n e s a , - door de Javanen ook b a t a b a - g a n a of b a t o e o -
g o n o of m o n d o l i k o genoemd, zoon van s i v a , of van m a h a d e w a ,
eene incamatie of avatara van s i v a , en den god der wijsheid
voorstellende, - is een beeid van p.m. 3 voet hoog, in zittende
houding, met een’ olifantskop en snuit, en in de 4 handen een
cradha of parasja, d. i. een bijl of olifantshaak, en verder een’
staf of stift, den wonderring (Soedarsoen), een bakje en een’
rozenkrans vasthoudende. De beenen zijn op een lotus—bed
onder het lijf geslagen. Het ligchaam is overdekt met vele
keurig-bewerkte bandelieren en. koorden (sennaar), en de tiara
of kroon (jamang) is met de siVA-teekenen: een doodshoofd en
een wassende maan, bewerkt.
De b a n a s pa t i , of misschien k a l a , — een der avatara s van
s iv a , den-vemieler of verdelger, - i s een beeid vanruim3voet
hoog, met uitpuilende oogen, groote slagtanden, en twee hoor-
nen, waar tusschen een doodshoofd grijnst. Het beeid is met
vele versierselen omhangen.
Daar ginds staat een ander beeid, misschien een m a h a d ew a ,
van ruim 2 voet hoog, sterk gebouwd, doch dwergachtig. De
regterhand rast op eene knods, en de linkerhand omvat een
kort zwaard. Een tiara prijkt op het hoofd. In de ooren zijn
eenige versierselen (soembeng), en om de enkels, armen en
polsen eenige ringen.
De d o e e g a , eene incarnatie of avatara van p a e v a t i en
echtgenoote van s iv a , is het beeid der overwinnende deugd,
tegenover m a is ja s o e e a , of de aetieve ondeugd.