woonlijk vier inaandeu laug uit deuzelfden steugel aauhoudt. Ik
heb (meen ik) reeds hooger gezegd, dat. de areengboom tot de
zoogenaamde ffgevinde” palmsoorten behoort, - d a t het zoete voclit,
wanneer het eenige dagen staat, wrang en verdikt wordt, - en
dat meu er dan, in de M o lu k k o s , een stukje van den wortel
van den wilden seso e t in doet, die er een’ alsemsmaak aan
geeft en den drank voor bederf bewaart. Ook heb ik reeds ge-
sproken van het g o em o e ti—touiv, en van de kawoel o’f zwam,
die aan den bast van den stam groeit en goed tonder geeft,
cn van nog een en auder’ meer, waardoor de areengboom een
hoogst-nuttige boom mag lieeten.
Doch we rijden verder en bereiken Rernbes, in welk distrikt
de grensselieiding is tusschen R em b an g en Soerabaija. Hier
lieeft de regent, van Toeban een lusthuis doen bouwen en->een’
tuiu doen aanleggeu. Zijn we dit huis gepasseerd, dan liebben
we het Rembangsch grondgebied verlaten, en bevinden ons oj)
het territoor der met 1,051,588 zielen bevolkte residentie:
S O E R A B A I JA .
Nu loopt onze weg aauhoudend over heuvelachtigen rotsgrond,
längs en dooi- L ag o n g , P am b o en , B ra n d o u g , G e n ta n g ,
S e n to e l, P a n te n g en W ad in g . Van tijd tot tijd zien we
voor een oogenblik de zee, daar we digt längs de landpuuten
(oedjong) of kapen B a to e -s aw a n g , ICodok, P a k ie s en
P a n g k a heenrijdeu. Onze reis is vermoeijend en niet zeer
aangenaam. Dan eens hindert ons het schitterend wit van een
kalkachtig terrein; dan weder waaijen ons wolken van rood
steenachtig stof in de oogen, en aan beide zijden van den weg
zien we niets anders dan kreupelhout en kale plekjes, en de
nette op geregelde distantien längs den postweg gebouwde wacht-
huisjes. Slechts hier en daar staat een hooge boom eenzaam in
de verte, of drijft een kleine naakte jongen een dertigtal kar-
bouwen naar een’ modderpoel, of kuil met stilstaand vuil water,
om ze te laten baden. Op de ruggen dezer logge dieren zitteu
SOERABAIJA.
eenige k a lin g ’s (soort van spreeuwen), die uit den verdroogden
modder, waarmede de rüg van den buffel, - ten gevolge van
zijne lief hebberij, om in modderplassen te baden of liever om
daarin uren lang te liggen en te wentelen, - gewoonlijk bedekt
is, insekten en andere voedingsmiddelen pikken. De kaling is
een vrolijke, wilde, krbbelende en luid-tjilpende vogel, zwart,
zwart-bont, wit of wit-bont van kleur, en gemakkelijk tarn te
maken. Men ziet er soms een’ in de huizen der inlanders als
huisvogel, onder den naam van m a rtijn tje , rondhuppelen.
Eindelijk krijgen we de witte huizen van Sidaijoe in het
gezigt, en rijden de plaats binnen, alwaar ons de grijze regent
(1852, sedert overleden,) gastvrijheid aanbiedt. — De kotta-
Sidaijoe, hoofdplaats van het regentschap S ida ijoe , hetwelk
tot de afdeeling G ris s e , residentie Soerabaija, behoort, is een
nette en zindelijke plaats, digt aan zee gelegen en prijkende
met een groote aloen—aloen en grooten Missighiet. Het regeuts-
huis is een ouderwetsch en van binnen zeer donker gebouw, en
ziet er ook uitwendig niet zeer vrolijk uit. Het heeft een ruim
met straatsteenen belegd en met een’ vijver in het midden ver-
sierd binnenplein. De huizen der kotta staan meestal in geregelde
straten naast elkander, zoodat meii meenen zou in een
klein oud-vaderlaridsch stadje of wel in een der Nederlandsche
groote. visschersdorpen te zijn. Aau den zeekant ziet- men niets
anders dan kleine zoutpannen, visschers, netten, visschers-.
hutten en visschers-pinken. Hier wonen ook de loodsen, die
de schepen door straat Madura brengen. De plaats is overigens
levendig, en heeft iets eigenaardigs, hetwelk den reiziger tot
eenige uren toevens uitnoodigt.
Van Sidaijoe vertrekkende, komen we spoedig bij de groote
en pra'chtige Solo-rivier, die men de Groot-vorstm der nvie-
ven op J a v a noemen kan. Ter regterhand zien we de houtstapelplaats
en zaagmolen van Boenga. Eenige europdsche woningen
geven aan dit plaatsje een tamelijk-aangenaam voorkomen.
Duizenden vau kostelijke djatti-balken van , allerlei afmetingen
bedekken. hier velden en pleinen, en doen ons een denkbeeid