
van P a d ja d ja ra n g , en wijzen de overigen op het eerste muliame-
daansche tijdperk. Andere oudheden vindt men te Kwai i , bij
P e n d ja lo e . Het zijn beschreven steenen, waarvan ecbter het
schrift door ouderdom en andere oorzaken niet meer te her-
kennen is.
Lang houden we ons te Te laga niet op. Na eene wandeling
door de negorij, vertrekken we naar het ongeveer 1700 voet
hoog gelegen K o e n in g a n , hoofdplaats van het schoone en om
zijn voortreffelijk paardenras bekende regentschap K o eningan.
De vriendelijke regent van dit gewest heeft met zijne raden-aijoe
veel van de europesche zeden en gewoonten overgenomen. Tot
onze bevreemding, - want het is iets ongewoons, - zien we deze
beide jeugdige echtelingen vaak met rijdtuig toeren, te paard
rijden, en soms schijf-scliieten en billard-spelen. In hunne
gastvrije woning bragt ik in 1852 met mijne vrouw een paar
aangename dagen door, en ik behoef wel niet te zeggen, dat
deze het voorwerp was der bijzondere attenties van den Regent
en van de vriendelijke (sedert overledene) raden-aijoe. Over het
algemeen zijn de regenten in C h e rib o n bijzonder-beschaafd en wel-
gemanierd, en daarbij hartelijk in hun’ omgang met Europeanen.
Op ongeveer drie uren afstands van K o e n in g a n ligt een
allerbekoorlijkst plekje, Derma geheeten, een lustoord van een’
der voormalige sultans van C h e rib o n . Hier is de natuur zoo
liefelijk en zoo s til! . . . Hier wellen frissche bronnen, in wier
kristal-heldere wateren de natuur zieh met hare boomen en
bloemen fantastisch spiegelt, en duizend en duizend visschen
spartelen, die, door de inlanders voor heilig gehouden, zoo
mak en tarn en aan de menschen gewoon zijn, dat ze uit de
hand der bezoekers hun voeder komen nemen! Het genie
der inlandsche kunstenaars had hier vroeger eene menigte van
kleine brugjes over het immer-stroomend nat geslagen, en
daaronder kleine watervallen of cascades weten aan te breiigen,
waarin kleine räderen geplaatst, en voor elk dezer räderen stukjes
bamboes van onderscheidene dikte en lengte waren opgehangen.
Die cascades deden de räderen wentelen, - en deze sloegen telkens
tegen de bamboes-stukjes, - en hierdoor ontstond er eene eigen-
aardige muzyk, wier toonen niet ongelijk moeten geweest zijn
aan het melancholisch javaansch muzyk-instrument an k lo n g ,
waarvan ik later spreken zal. De muzyk duurde natuurlijk nacht
en dag en jaar in jaar uit aanhoudend voort, want het water
stroomde immer tegen de räderen, en deze wentelden immer
rond, en raakten immer de verschillende bamboesjes als de
touches eener piano. - Yreemd inderdaad w.ordt men te moede, als
men deze eenzame plaats nadert, waat doodsche stilte rondom
u heerscht! Die wateren hebben iets geheimzinnigs Het is als
of hier feeen en najaden en waternimfen in de kunstmatige
grotten wonen, en als of er zoete zangen uit een of ander onder
het water gebouwd tooverpaleis naar boven zullen ruischen!...
Het is een lieve piek, dat stille Derma , met zijn digt lom-
merrijk geboomte, zijn helder bronnat, zijn liefelijke natuur,
eil zijn duizend visschen dartelend in het doorzigtig kristal!
Er heerscht een rust en kalmte, die men niet beschrijven
kan! Uren lang kan men er toeven, en met weerzin
gaat men heen. Men zou hier willen wonen, levenslang, ver
van ’t gewoel der wereld, beschaduwd door die hooge bladeren—
kroonen, omringd door al die orchydeen, wier schoone bloemen
van velerlei kleur en vorm hare aromatische geuren van
zieh geven! Ik weet niet of het anderen gegaan is als
mij. Maar hier in het liefelijk oord van Derma stemt de
vrede der schepping het onrustig hart tot slille mijmering en
godsdifenstige overpeinzing. Men komt hier als bij zichzelven
’t huis, - men keert er in zichzelven in , - en dit met zulk
een ' ongekende en als nooit gevoelde gewaarwording, dat men
meenen zou nog nooit bij zichzelven ’t huis geweest te zijn! . . .
In de berg-distrikten van C h e iib o n moeten meermalen
overblijfselen van zoodanige kunstiglijk aangelegde plekjes ge-
vondeu worden. In oude tijden schijnt het eene lieve fantasie
der javaansche Grooten geweest te zijn, om bij heldere bronnen
allerlei kunstig grotwerk, vijvers, cascades enz. te scheppen.
Ook in den kraton of kedäton van wijlen den Cheribonschen
9