
Nu is goede raad duur; teruggaan is niet mogelijk; onze ge-
bruikte paarden zijn reeds voorlang met de loopers of pqstillons
naar de 2 uren ver gelegen Station wedergekeerd. . . Maar
ik vraag den goeden man om 25 menschen, die tegen betaling
het rijdtuig willen trekken. Dadelijk zijn er wel 50 menschen
tot deze taak genegen. Hij onthaalt ons intussclien in de
passangrahan op thee en kwee-kwee (inlandsch gebak), biedt
vnendelijk een zijner rijpaarden aan, en we gaan tegen 3 5 4
uren in den middag op weg. De koelie’s weten raad (zoo als
ze altijd weten) bij de veel te smalle bruggen, en, hoezeer de
passage voor het rijdtuig over sommige bruggen ongeloofelijk
schijnt, - het komt er toch over, zonder te vallen, zonder zelfs
beschadigd te w o rd en !.... Zoo bereiken we D ja ti-L aw a n g ,
waar we in eene zeer goede passangrahan vernachten, dewijl
het te donker geworden is om verder te gaan. Hier schrijf
ik in der haast een5 brief aan den kontroleur van Poerwo-
k e r to , om ons des anderen daags vroeg een span postpaarden te
gemoet te zenden, daar, waar de gewone postw eg zou aanvan-
gen. Het dorpshoofd alhier laat dien brief door een’ vertrouwd
man te paard (prijai of perja i) bezorgen, - schenkt ons thee,
en laat ons ten 8 uren in den avond een’ maaltijd voorzetten van
njst en gepofte kip (aijam-pangang). — Aan onze koelie’s is
intusschen geld gegeven om in de warong (inlandsche gaar-
keuken) te gaan eten, en, als ze dat gedaan hebben, vallen
ze al pratende en zingende in de buiten-galerijen der passan—
grahan in slaap. We volgen weldra hun voorbeeld enslapen in.
Den volgenden morgen gaat de togt op dezelfde wijze verder,
behalve dat ik nu in den wagen plaats neem, daar ik het
rijpaard had doen terug bezorgen. Soms is de weg zeer aan-
genaam en afwisselend, en uit de vele dorpen of dessa’s , die
we passeren, komen de Javanen nieuwsgierig naar buiten,
want nog nimmer was hier een wagen gepasseerd, — het is
ongeloofelijk, - het is onmogelijk, - en toch er passeert een
groote reis-wagen, getrokken en geduwd door juichende, zingende
en lagchende inlanders! ___
Weldra komen we uit onzen binnenweg aan den gewonen groo-
ten rijweg, en hier zien we met innige vreugde de van P o e r-
wokerto verzochte postpaarden staan! Pluks nu de koelie’s be-
taald, de postpaarden voorgespannen, en naar P o e rw o k e rto
gereden! De vriendelijke kontroleur, de heer b ü in (1852),
kan zijne oogen niet gelooven, dat we den bewusten binnenweg
met rijdtuig gepasseerd zijn! . . . .
P o e rw o k e rto is een fraaije belommerde plaats met eenige
europésche huizen, en een aloen-aloen met breede waringien-
boomen (waringien-agong) beplant. De regent noodigt ons gastvrij
in zijne woning, en met hem bezoeken we een der 100 indigo-
fabrieken der residentie, en rijden door een’ der koffij-tuinen,
die in deze afdeeling zoo menigvuldig zijn aangeplant.
De weg naar P o e rb o lin g o , dien we vervolgens inslaan, is
bijzonder aangenaam en liefelijk. Hij loopt noordwaarts ten
oosten van den Tagalschen berg Slamat heen, en zet zieh van
P o e rb o lin g o over R an d o e -D o n g k a l tot aan de Tagalsche
afdeeling P am a lan g voort. De afdeeling P o e rb o lin g o is
almede rijk in indigo-aanplantingen en koffij-tuinen. De plaats
zelve of de negorij van dien naam, slechts 13 palen van
Po e rw o k e rto verwijderd, is keurig-net aangelegd en onderhou-
den, en het fraaije huis van den assistent—resident is allerbe-
koorlijkst aan eene breede rivier, de Koelawing (?), gebouwd.
De heer c a n n e m a n , assistent-resident alhier (1852, thans in-
spekteur der kulturen), noodigt ons gastvrij ten zijnent.
Van P o e rb o lin g o gaan we längs een’ N.-O.waarts loopenden
weg van 29 palen lengte naar B a n d ja r -n e g a ra , waar de
assistent-resident, de heer b e k k in g (1852, laatst resident van
R em b an g ), ons vriendelijk en gastvrij ontvangt. De kotta
B a n d ja r-n e g a ra heeft niets aantrekkelijks. Men ziet er een zeer
ruime aloen-aloen, en daarbij het huis van den assistent-resident,
de regentswoning, en in eene dwarsstraat nog een paar europé-
sche huizen. Natuur-schoon is hier niet, en het is alsof de
dampkring ons ter neder drukt, en een gevoel van eenzaam