
clroogen tijd zooveel noodig met water gevuld worden, en die
tevens in den regentijd dienen om het te veel gevallen regenwater
op te nemen en af te leiden. Na verloop van p.m. 5 maanden
zijn de stekken tot struiken van 2 a 3 voet hoogte opgesclioten,
en liebben een kwistig loof gemaakt van dünne bladerrijke takjes.
Deze takjes worden afgesneden, naar de fabrieken gebragt, en
in met water gevulde reservoirs of bakken geworpen. In die
bakken blijven ze zoolang liggen, tot dat ze gisten of fermenteren,
waartoe ze van tijd tot tijd worden omgeroerd. Weldra
wordt de grondstof of verwstof afgescheiden of uit de takjes
uitgetrokken, en begint het water donker-blaauw te worden.
Nu haalt men de takjes nit de bakken, en wordt het blaauwe
en dikacbtige water een’ tijd lang geklopt, en voorts uitge-
scliept, tot opdrooging gebragt, en dan wijders zoodanig bewerkt,
gehard, en gevormd, dat het eindelijk de gedaante erlangt, waarin
men de ;/indigokoekjes” in den liandel ziet. Het gansche fabrie-
kaat geschiedt door inlanders, die er dan ook als blaauw-
geverwd uitzien. Overal, waar de taroem-kombang of indigo
gefabriceerd wordt, ziet men de inlanders, mannen, vrouwen
en hinderen, blaauwe kleederen (badjoe en badjoe-toro) dragen.
Ik geloof, dat ze van de aanwezige verwstof nu maar profiteren
om hunne oude of verkleurde sarongs of baaitjes blaauw te
verwen. Het kleed is dan weder scboon en als nieuw, en be-
boeft nu zelden meer gewasschen te worden!
Tot het beplanten van een’ bouw van 500 O roeden heeft
men ruim 70,000 indigostekken noodig.
Er zijn sedert 1831 op J a v a 8 residentien, waarin de
Gouvernements—indigo-kultuur bestaat, als: in de P re a n g e r-
re g e n ts c h a p p e n , C h e rib o n , P e k a lo n g a n , Banjoemaas,
B a g e le n , K ad o e , M ad io en e nB e z o e k ie . In 1854 waren
er 18,840 bouws van 500 □ roeden met indigo beplant, en had
men 657,986 Amst. ponden indigo verkregen, die in 365
fabrieken waren aangemaakt.
In bet begin van 1855 heeft men in Bandong een begin
gemaakt met den aanleg van k in a - tu in e n . Gelijk men weet,
is de kina een produkt der c o rd ille ra s in Z u id—Amerika,
alwaar ze als in het wilde groeit, en heeft de heer piasskarl ,
op last der regering, eenige planten van dddr n a a r'J a v a over-
gebragt. De aanplantingen te Bandong bestaan uit 144 plantjes
van de beste kinasoort, of van de soort der Cinchona Calisaya.
Deze plantjes staan op een’ afstand van 20 voet van elkander.
Bekend is het, dat men zieh reeds in 1852 en 1853 van
het vermoedelijk welslagen der kina-kultuur op J a v a vergewist
had, door met eenige plantjes en zaden in den botanischen
tuin te B u ite n z o rg proeven te nemen, die met een goed
gevolg bekroond werden.
Enhiermede aan ons vertoef te Bandong een einde makende,
zullen we met de zoogenaamde partikuliere paarden van den regent
van B andong naar G a ro e t rijden, de hoofdplaats der afdeeling
L im b ah g an . De weg derwaarts, die bij T jin o en o ek aanvangt
en zuidwaarts längs T jitja lin k a en W a ro n g -n a g ro h voort-
loopt, ligt dwars door het beroemde Bandongsche plateau, dat
grootendeels met heerlijke sawah-velden overdekt en met golvend
gebergte door de natuur omkranst is. Aan den overkant van
het plateau gekomen en nog een eind weegs over hoogten
en heuvelen voortrijdende, ziet men bij L e ie s, aan de
noord-oost-zijde der bergen Agong en G o en to e r, een’ vijver
of kom met helder bronwater. Een goede daarbij gebouwde
passangrahan noodigt den reiziger u it, om hier te vertoeven en
in het frissche nat te baden. Al verder voortgaande, levert de
weg al meer en meer afwisselingen op, tot dat men eindelijk,
door de kleine doch schoone vlakte heen, waarin de dessa
Trogon liefelijk onder bamboe-boschjes schuilt, de uitgestrekte
hoofdnegorij G a ro e t binnenkomt. Digt bij haar verlieft'zieh
de berg T e la g a -b o d a s met zijn bekend zwavelmeer, en vindt
men eene bron en badplaats van warm water.
Den 5401 voet hoogen T e la g a -b o d a s , d. i. zwavelmeer,
(telaga i s : meer, en bodas of balieran is: zwavel,) heb ik in