gelijk we er later een’ te Toebau bewonderen zullen, - 110g
iets belangrijks op bet eiland te zien. Het is de p a tm a , eene
reuzen-bloem, rood van kleur, ter grootte en gedaante van eene
kleine roode kool. Deze vergelijking is voor een bloem niet
poetisch, doch zeer naar waarheid. De p atma is de bloem van
een sterke en kraehtige liaan of parasiet, die veel op No esa -
Ko em b an g an , doch (naar ik meen) nergens elders in N e e rla n d s
In d ie , voorkomt.
De naam N o e s a -K o em b a n g a n beteekent „ eiland of rots
van bloemen” (noesa: eiland, rots, - en kambang of koem-
bang of boenga: bloem). Dien naam draagt het eiland te regt,
daar de noord-oost- en west-kust bijna geheel met bloemrijke
en weliiekende planten en heesters en gewassen begroeid is.
Volgens anderen heeft het eiland zijn’ naam te danken aan de
omstandigheid, dat op den zuid-oostelijken rotshoek eene bloem
groeit, die Sa ijo-koe soemo of de //keizersbloem” heet,- welke
bloem weleer (en misschien nog in onze dagen) • bij de troons-
bestijging der keizers van S o e ra k a rta door de priesters met
groote staatsie geplukt en naar S o e rak a rta gebragt werd.
De läge moddergrond van het bovengenoemde schoone Kanaal
en van de baai S e g a r a -a n a k a n schijnt de meening te regt-
vaardigen, 'dat het eiland vroeger met J a v a verbonden was.
Op sommige plaatsen kan men zelfs baai en kanaal doorwaden,
en dus te voet van N o e sa -K o em b a n g an naar J a v a en om-
gekeerd overgaan. Men gist, dat het eiland van vulkanischen
oorsprong is. Het heeft eene lengte Van ruim 9 uren, bij eene
breedte van een uur en op sommige plaatsen van bijna 2 uren.
Te B a n tin g—m a ti moet men bij heldere lucht over den
zuidelijken indischen oceaan het gezigt hebben op de vogelnest-
klippen (karang-bollong) van de residentie Bagelen. De zuid-
kust van het eiland is enkel rots en klippen, waarop de baren'
der zee breken, terwijl de noordkant enkel modder is. Vele
wellen en rotsbronnen van zoet water viudt men in de valleijen,
en vele riviertjes doorstroomen het eiland. De dessa’s , die men
op het eiland aantreft, zijn M o n o o n d ja ija , K a li-p o e tja n g
of ü e rw e r a d ja , K a r a n g - a n j e r , P a s s o u ro a n , G r e g i s ,
B a n ja r, B ran b am , K a r a n g - t e n g a , en K a r a n g -b o llo n g .
De genoemde 9 kampong’s of dessa’s hebben zoo weinig inwo-
ners, dat de bevolking van het gansche eiland naauwelijks 200
zielen zal uitmaken. Bij de dessa K a r a n g - te n g a zijn eenige
vogelnestklippen. Behalve de vogelnestjes levert het eiland nog
Was op, en wel in zulk eene hoeveelheid, dat persoon soms
voor de waarde van f 6 a f 7 per dag kan inzamelen. De
vele bloemen van dit eiland lokken de bijen aan, en deze vin-
den in de oude eeuwen-heugende boomen der U rw ä ld e r
goede gelegenheid voor het bouwen harer nesten. Onder de
bloemheesters vindt men vele T jem p ak k a ’s, Woengoe’s of
Boenger’s , den grooten Kenanga-boom enz. De Bo enger
heeft in de verte gelijkenis met de Sering-bloem in Europa.
De Cubeba of staartpeper, en wijders vele n a rco tisch e en
vergiftige planten komen er almede voor. In enkele riviertjes
moet in vroeger’ tijd goud gevonden zijn. In 1830 of daar-
omtrent leefde er slechts een rhinoceros, dien de inlanders
K e r to -d u p o noemden en voor heilig Melden. De legende
zegt, dat de ziel van zekeren inlander k e r t o d u p o , die bij
het plukken der vogelnestjes in de rotsen omkwam, in dezen
rhinoceros gevaren is , en dat men aan dit dier, netwelk in
1834 gedood is, om deze reden den naam van dien inlander
gegeven heeft. De bosschen zijn bevolkt met k id a n g ’s (reeen),
k a n t j i e l ’s (muskushertjes), a d ja k ’s, en prächtige wilde duiven
en paauwen.
Volgens inlandsche berigten, zou de bevolking vroeger zeer
groot, doch het • eiland in later jaren tweemaal ontvolkt geworden
zijn, zoowel omdat er dagelijks zoo vele menschen door
tijgers verslonden werden, als omdat men uit vrees voor deze
dieren, die zieh sterk vermenigvuldigden, naar Jav a de vlugt
nam. Daarna zou het eiland, toen het weder langzamerhand was
bevolkt geworden, . door de zeeroovers bezocht zijn, en wel zoo
aanhoudend, dat deinwoners wederom naar J a v a de wijk namen.