
hebben, en dat de berg hieraan zijn’ naam T jirm e j (verzoening?)
zou verschuldigd zijn.
We zullen nu naar de k o tta -C h e r ib o n terugkeeren en deze
hoofdplaats der residentie in oogenscliouw nemen. Ongeveer
op een halfuur afstands bij deze plaats genaderd zijnde, zien
we een vervallen lustverblijf, S o e n g ie -ra g ie geheeten en
aan wijlen sultan s e p o e toebehoord hebbende. Dit lustverblijf
(reeds door anderen bescbreven) is zoo kunstig en met zooveel
geduld aangelegd, dat het de bewondering van den aanschouwer
ook zijns ondanks wekken moet. Het is door een’ aarden wal
als een fort omgeven, en tusschen de drie poorten of ingangen
van verschillenden vorm zijn versieringen van artificieel rotswerk
aangebragt. Aan de binnenzijde ziet men een vervallen voor-
portaal, bij een’ helderen vijver, waarover eertijds een brug
moet gelegen hebben. Aan twee zijdeii dezer waterkom ziet men
nog twee doorgangen of toegangen, en voorts wenteltrappen,
die in bet rotswerk zijn uitgehouwen, — ledige nissen, — en
een kleine deur of poort, die met een donker gewelf, waarin een
naauwe gang zieh kronkelt, gemeenschap heeft. In het binnenstuk
van het wonderbaar gebouw ziet men veel nagebootst rotswerk,
versierd met bloempotten en bloemen, en gekleurde tigchelsteenen
en tafelborden, - en verder eene groote menigte kleine poortjes
en duistere gangen, die of tot onderaardsche holen en spelonken,
of längs wenteltrappen opwaarts, of tot het midden-lokaal of hoofd-
gebouw voeren. Het houtwerk van dit hoofdgebouw en van zijne
verscliillende afdeelingen is kunstig en sierlijk uitgesneden. Daar
binnen ziet men een vervallen slaapplaats of ledekant, kleine
kamertjes en rustbanken. Een oude deur voert naar eene boven
een’ breeden vijver gebouwde pondoppo. Deze vijver, door eene of
meer wellen gevoed, wordt door geboomte en plantsoen omzoomd,
onder welks lommer eenige herten grazen, terwijl een aantal vis-
schen in het kristallijnen bronnat dartelt. Het geheel, hetwelk
zieh uit de verte als eene schans vertoont, en door oude boomen,
een plein en ruines van gebouwen omgeven is, heeft een geheimzinnig
voorkomen en verraadt een’ lioogen ouderdom. Ook
is de piek zoo eenzaam en stil, zoo verlaten en verscholen, en
t'evens zoo liefelijk en bekoorlijk, dat ze een’ blijvenden indruk bij
den bezoeker achterlaat. — Men gist al aanstonds dat de
werkmeester er van een chinees moet geweest zijn, en de 'traditie
zegt dan ook, dat in oude dagen, .denkelijk in de 17lle eeuw,
een der sultans van C h e rib o n deze grot door een chinees
heeft doen aanleggen, en dat dit werk tot s vorsten hoogste
tevredenheid verrigt is geworden. Doch het zou voor den
chinees beter geweest zijn, wanneer zijn arbeid wat minder
voldaan had. De sultau toch was bevreesd, dat zijn werkman
welligt nog door een’ ander tot het zelfde einde zou kunnen
gebezigd worden, en dat men alzoo soias nog een tweede of
misschien ook wel een derde soengie-ragie in het aanziju zou
kunnen roepen. Om dit te beletten, liet hij, (altijd volgens
de traditie), den chineschen kunstenaar wreedaardiglijk de oogen
uitsteken! . . .
De stad of k o tta -O h e r ib o n ligt geheel aan het strand.
Wanneer we van T a n k il of T an k e e i afrijden, kunnen we twee
wegen naar de hoofdplaats volgen. Een loopt er längs het
strand, onder twee rijen hooge kanarie-boomen, en passeert het
logement, waaruit men een ruim gezigt heeft op de zee. De
andere loopt meer binnenwaarts, onder eene dubbelde rij van
prächtige tamarinde-boomen. Beide wegen brengen ons, na
p. m. 15 minuten rijdens, bij de gemetseldo grachten van het
voormalig fort , B e sc h e rm e r,” - gesticht in 1680, eu dus
na de overwinuingen, die de beroemde c o r n e l is s p e e lm a n over
den prins van M a d u ra , t r o e n o mono, zoo wel te C h e ribon
als längs het gansche noorder-strand tot aan Soerabaija
toef van 1677—1680 behaalde. Het fort werd gesloopt in
1832, doch de oude kerk van dit fort was reeds in 1809, op last
van den Gouverneur-Generaal d a e n d e l s , afgebroken. De nieuwe
kerk, die we straks te zien krijgen, is gebouwd in de jareu
1841-1842, en, even als die van Bantam en B u ite n z o rg ,