Van T a n a ra naar B a ta v ia , of omgekeerd van B a ta v ia naar
T a n a r a , längs de kust zeilende, lieeft men op al deze eilanden
een bekoorlijk uitzigt, en de liefhebbers van zeiltogtjes kiezen
hierom gewoonlijk liet traject van B a ta v ia naar T a n a r a
en terug.
Men vindt te T a n a ra een kleine schans of redoute (ben-
ting), eenige zoutpannen, pakhuizen en 2 U europesche
woningen. Een dezer huizen wordt door den posthouder van
T a n a ra bewoond. De kleine gemeente, die (1852) slechts 13
zielen te lt, waaronder 5 ledematen, bestaat uit Ambonsclie
inlandsche cliristenen, die hun onderhoud vinden in den aan-
maak van zont. De predikanten van B a ta v ia bezoeken ook
deze gemeente twee ii driemalen ’s jaars.
Slechts weinige jaren geleden vond men bij T a n a ra , gelijk
nu nog te B o e n g e r, welk oord bij de rivier T jib o e n g e r ligt,
partikuliere aanplantingen van tabak, en bestond in de residentie
B an tam ook de kultuur van suiker en indigo. Zelfs waren
er 3 suikerfabrieken. Het bleek echter dat de gronden of
terreinen voor die kultnren niet zeer geschikt waren, en van
hier is het dat thans de gouvernements-kultuur in Bantam zieh
alleen bepaalt tot die van rijst, koffij en peper. — Van de
partikuliere theetninen te T jim a n o k heb ik reeds gesproken.
Het getal klapperboomen in B an tam bedroeg in 1854 niet
minder dan 718,202. De veestapel telde 96,660 karbonwen,
702 koeijen, en 4,418 paarden. De produktie van rijst
bedroeg 1,492,980 pikols, van koffij 2,218,850 pikols, van
- kaneel 15,700 ponden, en van peper 6936 pikols. —
En nu zeggen we B an tam vaarweL, rijden naar B a ta v ia
terug en van daar naar B u i te n z o r g , en begeven ons verder
naar het Gewest, hetwelk bij uitnemendheid „ de residentie
der koffij-kultuur” mag heeten, namelijk naar de met 794,993
zielen bevolkte en eene oppervlakte van 9096 □ palen heb-
bende, residentie:
PREANGER-REGENTSCHAPPEN.
Het is de 9de Junij 1852, en we gaan nu den P o e n tja k
of den top van den M e g am e n d o e n g over. De lezer herinnert
zieh, dat we bij onze rondreis in het Buitenzorgsche tot op
dien top gekomen zijn, doch toen weer terugkeerden. De
naam M e g am e n d o n g (liever M eg a -m en d o en g ) beteekent:
bewölkt, in wolken gehuld, en is aan dezen berg gegeven,
dewijl hij (478L rhijnlandsche voeten hoog) immer zwaar bewölkt
i s , zoodat men zieh doorgaans op zijnen top letterlijk in de
wolken bevindt en letterlijk door de wolken nat wordt. Het
gedeelte van den grooten postweg over dezen top en wijders
door de P re a n g e r-B e g e n ts c h a p p e n moet ongetwijfeld in
verhouding meer geld en arbeid en menschenlevens gekost
hebben, dan de gansche 300 uren gaans lange postweg over
J a v a . Men weet dat de maarschalk d a e n d b l s , gedurende zijn
bestuur van 1808 tot 1811, dezen weg heeft doen aanleggen,
en dat, ten gevolge van het aanleggen van het gedeelte over den
Megamendoeng, de toen bestaande postweg, die bij Meester-
C o rn e lis aanving, door Kraw an g liep, en over In d ram a ijo e
ter hoofdplaats C h e rib o n uitkwam, in onbruik geraakt is.
Deze oude postweg doorsneed de vlakten of läge landen en
volgde doorgaans het zeestrand, doch was veel langer dan de
tegenwoordige weg door de P re a n g e r-R e g e n ts c h a p p e n .
Terwijl we den titans-arbeid, die hier verrigt is , bewonde-
re n , wordt een der wielen van ons rijdtuig geremd, en, op
last van onzen ervaren automedon, bij de ketting nog een
touw gebonden, hetwelk van den karbouwenhuid vervaardigd
en onbreekbaar is. En nu rollen we den berg af met eene
snelheid, die onbeschrijfelijk en huiveringwekkend is, en zijn
weldra, over den stroom T jig o en d o e l en voorbij Tjanja-
m a r , te Tjipannas. Het woord T jip a n n a s beteekent: heet
water, (tji: water, — pannas: heet). De plaats is aldus ge-
noemd, omdat ze heete zwavelbronnen heeft. Hier is het oord,
waar de Opperlandvoogden van Neerlands-Indie hun lusthuis
6