
OPGAYE EN VOLGORDE DER PLATEN,
IN HET EERSTE DEEL.
1 . e e n b u u il o f t s—o p to g t .................................................t e g e n o v e r b l a d z . 2 2 .
QQ
2. DE BERG SA L A K ................................................................... H " ° ° '
3 . A R T JA -D OM A S ........................................................................ 11 I | § |
4. PASSER TE BUITEN7.ORG............................................... II II 49.
5. DE RUINEN VAN DEN DALAM DES GEWEZEN
SULTANS VAN BANTAM.......................... // // 7 7 .
6 . SAMARANG.................................................................................. » |
7. DE RUINEN VAN PRAMBANAN................................ II fi 244.
8 . HET WATERKASTEEL TE DJOKJOKARTA. . . « > 252.
9 . EENE B EG RA PEN IS .............................................................. U V
E R R A TA : .
op bl. 51 reg. 3 v. b. stoat: T o e g o e , lees: T j a k o n g .
5 v. o. „ 184,500, „ 1,845.00.
80 ”, 7 I 1 6 ,9 3 6 , „ 69.36.
8 „ 2,218,850, „ 22,188.50.
9 t> M r ijs t, „ ongebolsterde n js t.
95 1 3 5j „ achter h e t woord J a v a bij te voegen: in de
G ouvernements-tuinen.
1 2 „ „ achter h e t woord k o f f i j bij te voegen: met
inbegrip van 9,700 pikols, ingekooht van de
„„rdtpTi van S o e r a k a r t a en D i o c i o k a r t a .
Toen ik in het jaar 1852 naar N e e rla u d s - O o s t - I n d i e
terugkeerde, was ik bestemd om aldaar eene Algemeene In-
sp e k tie o v e r de P ro te s ta n ts c lie k e rk en h e t sch o o l-
wezen te doen. Ik bereikte B a ta v ia in de maand April,
en aanvaardde in de daarop volgende maand de mij opgedragen
taak. Nog niet dadelijk bad ik het plan beraamd, om geregeld
reis—aanteekeningen of een zoogenaamd //dagboek mijner reizen
te houden. Dit denkbeeid kwam eerst bij mij op, toen ik mijne
reis over J a v a en M ad u ra reeds had ten einde gebragt; — en
van hier is liet, dat ik over eene oppervlakte van 2444 mijlen,
waaröp ongeveer 14 millioenen menschen wonen, geen volledige
scliriftelijke nota’s bezit. Ik zal mij d ns, voor zooveel deze
eilanden aangaat, wel eens moeten bedienen van die aanteekeningen
, welke ik ,/ in het hoofd” gemaakt beb, betgeen zeggen wil,
dat ik nu en dan mijn geheugen zal moeten raadplegen. De
lezer zal hierbij echter niets verliezen. Y'aar mijne memorie
soms ontrouw zijn mögt of te kort scbiet, zal ik , ook op het
gevaar af der verdenking van plagiaat, het ontbrekende aan-
vullen met lietgeen ik uit andere bronnen putten kan, gelijk
ik ook hiertoe mijne toevlugt zal nemen, waar mijne aanteekeningen
betreifende de zoogenaamde B u ite n b e z ittin g e n
misscbien liier of daar ontoereikend mogten zijn.
Die bronnen zijn algemeen bekend, en ik mag mij dus oat-
1