
geven van het verbranden eener vorstelijke weduwe! — Vruchteloos
hebben \ve moeite geclaan om dit solioone eilaud, het S ic ilie
van liet oosten, te bezoeken. Maar het land aau de zijde der
straat woest. en ongenaakbaar zijnde, dient men eerst de J a v a -
zee in te zeilen, om bij het eiland M in jan g an de St. Nicolaas-
ha ai te bereiken. Het gouvernemeuts-vaartuig en de kruisboot
waren echter juist van Banjoewangie afwezig, en een ander
brnikbaar vaartuig was er niet voorhande. We hadden dus
het verdriet van ons plan te moeten opgeven.
Wenden we voor een poos den blik van B a li af, om dien
op het hooge land te vestigen, waaraan de K o tta -B an jo ew an g ie
leunt, dan zien we de bergtoppen van Majang, K re k il en
Lemboe scliemeren, en gansch in de verte naar het oosten
de kruinen der bergen Togong en P ro a. Aan de punt van
een landtong verlieft zieh het hoofd van den slechts 400 voet
hoogen berg Ik a n of S em b o e lo en g an , aan welks voet in
de P am p a n g -b a a i een parelbank gevonden wordt, die echter
slechts kleine paarlen oplevert en dus geen groote winsten
aanhrengt. Meer produktief zijn de groote gouvernements—
aanplantingen van N o p a l voor de cochenille-teelt te S o e k a -
ra d ja , op ongeveer een half uur afstands van de hoofdplaats
gelegen. Met onzen gastheer rijden we er heen, en bewonderen
de lieve natuur, welke ons hier omgeeft, en die vooral bekoorlijk
zijn moet te L i t j i n , alwaar in het gebergte eene badplaats is
en een prächtig panorama den bezoeker verrast. De tijd ontbrak
ons om ook dit schoone plekje, en tevens om den beruchten
gifboom (Pohon-oepa s) en de ruinen van M a tja n p o e tie in
het distrikt R o g o -d jam p i te gaan bezigtigen.
De gezegde No pal-aanplantingen van S o e k a -ra d ja leverden
in 1854 eene hoeveelheid op van 27,100 ponden Cochenille,
terwijl de produktie van padie 181,761 pikols en van koffij
14,040 pikols bedroeg. In gemeld jaar telde men in Banjoewangie
90,440 klapperboomen en 200 pas—aangeplante D j a t t i—
boomen, en beliep de veestapel 9,711 buffels, 19,000 runderen,
en 10,929 paarden.
Dewijl het gewest niet zeer bevolkt is en er dus vele terreinen
onbebouwd zijn, zoo heeft de Regering in 1855 aan den heer
Dr. h . z o l l i n g e r concessie verleend tot ontginniug van woeste
gronden voor aanplantingen in het groot van kokospalmen ter
hereiding van klapper-olie. De bodem, die bijkans overal zeer
vruclitbaar is, moet vooral ook, naar men beweert, voor de
teelt van klapperboomen veel geschiktheid hebben.
De Protestantsche gemeente van Banjoewangie telt (1853)
100 zielen, waaronder 29 ledematen en 43 kinderen. De Gouvernements
lagere school, juist op het punt om in werking te
komen, zou 46 leerlingen opnemen. Eene kleine partikuliere
school was er met 9 leerlingen bevolkt.
Gelijk hooger reeds is aangeteekend, is de gemeente met die
van P ro b o lin g o gecombineerd.
Wanneer we nu nog eene wandeling door de wijken der
Inlanders, Chinezen, Boeginezen, Mandharezen en Arabieren
doen, om de ijzer- gond- en zilver-smederijen, koperslagerijen,
verwerijen, weverijen, tigchel-werkers, kalkbranderijen, en de
werkplaatsen der kunstenaars in -ivoor en boom te zien, dan
moeten we ook vooral de K am p o n g -B a li intreden. Hier
wonen de B a lisch e huisgezinnen, die van den overwal naar
herwaarts kwamen. De type dezer menschen is verschillend van
die der J a v a n e n , doch bijzonder valt hun schooner en grooter
ligehaamsbouw in het oog. In hunne lruizen, kleeding en
levenswijze is anders weinig, wat hen van de bewoners van
J a v a onderscheidt. Midden in de kampong zien we echter
een altaar van gebakken steen, waarop ze vuur en renkwerk
branden, - en dit altaar verraadt ons hunne herkomst van
Ba li en hunne heidensche 'eeredienst. We hebben reeds gezegd
dat de cultus op B a li die van Brahma is, doch deze cultus
is met het B o ed d h ism u s en de Ik o n o la tr ie der H in d o e ’s
vermengd, in dier voege echter, dat men kampongs aantreft