snltan an OM was weleer zoodanig kunstwerk te zien, en we
zullen later nog gelegenheid hebben om een dergelijk kunststuk
bij de K o t t a -C h e r ib o n te bewonderen.
Thans roept ons nog een ander liefelijk oord. Het is
L in g a r - d j ä t ie met zijn overheerlijk badwater, diep en helder
als kristal, door hoog geboomte ingesloten! De gansche streek
is hier betooverend, en indrukwekkend de stilte, die er heerscht.
L in g a r - d j a t i is wel niet zoo schoon als D e rm a , maar met
Derma kan ook geen ander plekje vergeleken worden!
Nog een ander bekoorlijk oord lokt ons uit. Het is bekend
onder den naam van P e n d ja lo e , en, op den weg naar het
regentschap T jam ie s , in de omgeving van den berg Sawal
gelegen. Hier ziet men een groot meer, - op verre na niet
zoo groot als dat van Como, - maar toch schilderachtig in
een dal gelegen, bezaaid met kleine eilanden, omkranst van
henvelen, en omzoomd met helder-groen geboomte. Ten gerieve
der reizigers is hier een passangrahan aan den oever gebouwd,
en een schuitje ligt gereed om hun gelegenheid te geven een
watertogtje op den frisschen plas te maken.
Ik bleef eens, op de reis naar Tjamies in 1852, met mijne
vrouw bij dit P e n d ja lo e overnachten, en tegen den avond
lieten we ons over het meer heen en weder roeijen, en bij
elk eilandje gingen we aan den wal, en telkens lieten we ons
bootje stil daarhenen drijven. Weldra kwam de maan zieh in
het meer spiegelen, en zagen we de sterren des hemels zieh
in de diepte weerkaatsen. Aan de oevers kwamen de apen
en paauwen hunnen dorst lesschen, en in de stille bosschen
van rondom hoorden we het klagend en droefgeestig geluid van
den wauwau (eene soort van grijzen langstaartigen aap), gepaard
aan het schel geluid van duizenden vah kevers, jankriek’s en
andere insekten in gindsche bamboesstruiken! . , . .
Den volgenden dag reden we door naar Tjamies. Een
gedeelte van den weg voerde ons längs indigo- en rijstvelden,
waarin talrijke geisoleerde heuveltjes ons herinnerden aan de
geduckte uitbarsting van den G a lo en g o en g in 1822. De toen
uitgeworpen lava lieeft zieh hier en daar in de vlakte tot
groote zaud- en steenhoopen opgehoogd, als had de verrader-
lijke vuurberg, die nog nooit te voren een fumarole of ander
blijk van vulkanische werking vertoond had, zieh blijvende
monumenten als graftomben willen stichten!
Het zuidelijk gelegen regentschap Tjamies is niet het
fraaiste gewest der residentie, en toch levert het veel bekoor-
lijks voor den reiziger op.. Het wordt door een’ beschaafden
regent. 1 bestuurd, en staat onder het gezag van den assistentresident
van Galoeh. Gul en gastvrij, als alle inlandsche
hoofden, noodigt ons de regent van T jam ie s ten zijnent.
Lang echter vertoeven we niet. We hebben in deze afdeeling
nog iets ongewoons te zien, en weldra zijn we weder op
reis. De berg T jirm e j of T je rim e j toont ons zijn’ fraaijen
doch tevens geduchten top, die zieh scherp en krachtig afteekent
tegen het azunr des onbewolkten hemels. De jongste uitbarsting
van dezen rens dateert van het jaar 1805, en had eene
pestziekte ten gevolge. Hij is een der aanzienlijkste bergen
op J a v a , en niet minder dan 9695 voeten hoog. Op de
voorgebergten, die zijnen voet en breede lendenen uitmaken,
ziet men met goed gevolg europesche bloemen en vruchten
telen. De aardbezie b. v. in de kampong A rg a lin g a op
3880 voet hoogte, tiert uitmuntend, gelijk ook de moestuin
van de residenten van C h e rib o n , die hier is aangelegd, even
goede groenten oplevert als een moestuin in Europa. — Intusschen
hebben we gevonden, wat we zöchten, t. w. het behende bosch
van R a d ja li-g a lo e h of B an jo n g -g a lo e h . In dit bosch
heerscht eene kolonie of een republiek van grijze apen, die de
bevreemding der bezoekers niet weinig gaande maakt. In een
vrij-ruim vierkant of clairiere ziet men te midden van eenige
opgerigte steenen, die in den Hindoe—tijd van Ja v a misschien
tot offersteenen dienden, een’ grooteren opgerigten steen van
p. m. 3 voet hoogte, - volgens de overlevering geplaatst boven
het lijk van een’ der vorsten van Ga lo eh , die in de 15dc eeuw,
tijdens de invoering van het Muhamedanisme in westelijk
9*