
zijn, daar het zoogenoemd s a lp e te r - é ta b lis s em e n t reeds in
1841 was ingetrokken. Ik kan dus ook niet zeggen hoe
deze bereiding geschiedt, maar alleenlijk nog mededeelen, - het-
geen men ook elders lezen kan, - dat de salpefcer-groeven van
G rissé in 1791 te Sidogoro geopend, en in 1796 naar
S o e tjie verplaatst of verlegd zijn, en dat de werkzaamheden
in het établissement tot aan 1811 geregeld zijn voortgezet.
Bij de teruggave der kolonie aan het Nederlandseh gezag in
1816 werden die werkzaamheden weder hervat, - later weder
afgebroken, - toen nog eens hervat, en eindelijk in 1841
geheel gestaakt.
In de kotta G rissé doen we eene wandeling naar het haven-
hoofd, dat zeer ver in zee of in Straat—Madura uitsteekt. Yan
hier hebben we een vrij uitzigt op het lange heuvelachtige
eiland M a d u ra , dat op slechts ééii uur ongeveer afstands van
ons verwijderd lig t, en aan het strand door honderden van
sé ro ’s (vischfuiken) bezet is. De Straat zelve wemelt van
m a ija n g ’s, tjem p lo n g ’s , p a n tja lla n g ’s en andere visschers—
of handels-vaartuigen en scheepjes, waartusschen hier en daar
een brik of schoener, een fregat, of barkschip, en soms een jonk
van China of Siam, een p ad u ak an of k o r r a - k o r r a met
ka rong-zeilen, of ook kleine vlerk-praauwtjes en d jo ek o n ’s
of k an o ’s , henenglijden,
Daarna brengen we een bezoek aan de kleine Protestantsche
kerk, die digt bij het strand gèbouwd is en van 1829 dagteekent.
De leeraars van S o e rab a ija komen in dit bedehuis eenmaal
per maand de predikdienst vervullen, terwijl op de overige
drie zondagen der maand de onderwijzer der Gouvernementsschool
er eene godsdienstige voorlezing voor de gemeente houdt.
In 1852 bestond deze gemeente uit 180 zielen, waaronder
70 ledematen en 103 kinderen, - en was de Gouvernementsschool
van G ris s é met 51 kinderen bevolkt.
En nu zullen we G ris s e verlaten en, volgens onzeu reis-
wijzer, oversteken naar het straks genoemde, met 328,726 zielen
bevolkte, eiland N o e s s a - a n ta r a , o f:
M A D U R A .
De P an um b ah an van het rijk M ad u ra heeft ons zijn jagt
gezonden, waarmede we snel naar den overwal zeilen en bij het
visschersdorp K am a l, op ruim 6 uren of 18 palen afstands
van Bang k alan g gelegen, aan land gaan. Hier staat een rijd-
tuig van Zijne Hoogheid, dat ons längs een siechten weg en
door een onvriendelijk oord, voorbij T an d jo en g an en P ed in g ,
naar B a n g k a la n g , en voorts naar den kraton (paleis) van den
vorst brengt, alwaar vier a vijf prinsen van het Huis van M ad u ra,
in officiers-uniform gekleed, ons aan den ingang der pondoppo
ontvangen. — Dit vorstelijk huis stamt, volgens de traditie, af
van l e m b o e—p e k e n g , zoon van b r o w id j o i j o Y, keizer van
Modjopähit, en van zijne gemalin p o e tri (prinses) d o r o w iLt i e .
L e m b o e - p e k e n g was de eerste vorst van M ad u ra , en onder
zijne regering is de Islam op het eiland door een Arabischen
priester, sjech k a u i p a h - k o e s in , gepredikt en ingevoerd.
Na door de prinsen te zijn binnengeleid, komt ons de vorst
t ja k r a - a d i—n in g r a t te gemoet, en heet ons met een’ handdruk
welkom. Toen ik in 1844 M ad u ra bezocht, leefde de oude
sultan T JA K R A -A D i-N iN G R A T II nog, de vader van den tegen-
woordigen Panumbahan, en genoot ik bij dien grijsaard gast-
vrijheid. Thans biedt ons ook de zoon, die zijn’ vader onder
den titel van Panumbahan is opgevolgd, mede gastvrijheid aan.
Zijn kraton heeft niets bijzonders. Aan een groot plein gebonwd,
is dit paleis door muren en grachten omgeven, en door verschei-
dene poorten en voorhoven toegankelijk. De pondoppo | | bij-
zonder-laag van verdieping, doch zeer rijk met goud versierd,
en met vele Europ&che meubelen bezet. De troonzaal, waaraan
onze kamer grenst, is scliitterend van goud, en pnjkt met eemge
poesaka of erfstukken van het geslacht. - Des avonds ten 7 ure